269
nen met een kruisje. Het eigenaardige is, dat men bij de
eene Boerenleenbank zulks bij herhaling aantreft en bij
de andere niet éénmaal. Voor een deel is deze ervaring
wel toe te schrijven aan het feit, dat in de eene streek
meer analphabeten (personen, die lezen noch schrijven
kunnen) zijn dan in de andere maar voor een ander deel
dragen daartoe toch ook lichtvaardigheid en een ietsje
gemakzucht het hare bij.
Bij herhaling zijn naar aanleiding der Inspectiever*
slagen over dit punt brieven gewisseld, de eene maal met
en de andere maal zonder succes. Het bleek daarbij, dat
men niet altijd den ernst der kwestie doorziet. Meer
dan eens werd geantwoord, dat Bestuur en Raad van
Toezicht met zoodanige onderteekening tevreden zijn.
Alsof de zaak hiermede uit is!
Noch Bestuur en Raad van Toezicht der plaatselijke
Boerenleenbanken noch wij hebben te bepalen, wanneer
een zekere handeling rechtsgeldigheid bezit. Dit bepaalt
de wet. En geen rechtsprekend College zal zich afvragen
welke waarde door ons eraan gehecht wordt.
Bestuur en Raad van Toezicht der plaatselijke Boeren*
leenbanken en wij hebben er slechts voor te waken, dat
geen handelingen geschieden, die wegens strijd met de
wet of anderszins nietig of vernietigbaar en zonder
waarde zijn of waarvan deze met grond mag worden
betwijfeld.
Het zal daarom zijn nut hebben, eenigszins uitvoerig
te bespreken de vraag omtrent het teekenen met een
kruisje.
Wat hebben wij feitelijk op het oog, wanneer wij
spreken van het teekenen met een kruisje?
Wij hebben dan feitelijk op het oog wat de wet noemt:
„het bewijs door getuigen". Ontkend kan niet worden,
dat vele onderteekenaren door het plaatsen van een
kruisje zich dieper doordrongen gevoelen van de aan*
gegane verbintenis, dan indien zij slechts een lijdelijk
aandeel erin hadden. Zij hechten daaraan volkomen
dezelfde beteekenis als aan de meest onberispelijk ge*
schreven handteekening. En, van die zijde bezien, is het
zetten van een kruisje niet geheel zonder waarde.