268 waren de toestanden eenigszins anders dan in ons land, maar de strijd was er dezelfde. In Duitschland werd voor het lidmaatschap der boe? renleenbanken slechts gevorderd, dat men in het bezit zij zijner volle eere*rechten. Toch waren ook hier de boerenleenbanken een krachtig middel om de lande* lijke bevolking te vrijwaren voor het ongeloovig socialist me en in de katholieke streken was de pastoor bijna altijd lid van den Raad van Toezicht. In het artikel, dat voor het lidmaatschap eischt, „dat men godsdienst, huisgezin en eigendomsrecht in christen lijken zin als de grondslagen der samenleving erkenne" wordt ook gezegd: „en zijn gedrag daarnaar regele." Het is dus niet voldoende dat men als een Christen gelooft, men moet ook leven volgens zijn geloof. Daarom is het plicht van het Bestuur, om van het lid* maatschap eener boerenleenbank te ontzetten, degenen, die in het openbaar een ergerlijk leven leiden, want zulke menschen zijn niet degenen, die eene christelijke vereeniging kunnen steunen; integendeel, zij verzwak* ken zulke vereeniging, en geven rechtmatige aanleiding, dat de niet=christelijken op zulke vereeniging afgeven. Niet zonder reden zegt Louis Durand in zijn Manuel pratique (Handleiding voor de bestuurders van boeren* leenbanken): „Eenieder, die in dronkenschap of ongebondenheid „leeft of wel zijn goed verkwist, moet van de boeren* „leenbank worden uitgesloten, al was hij ook millionair. „Van zulke menschen kan men slechts leed beleven." Mogen de Bestuurders onzer boerenleenbanken deze woorden indachtig blijven, opdat de goede naam dezer instellingen steeds bewaard blijve. Het teekenen met een kruisje. Hoewel het gelukkig gaandeweg zeldzamer wordt, komt het toch nog bij Boerenleenbanken voor, dat per* sonen, die niet schrijven kunnen, ledenregister, schuld* bekentenissen, contracten, kwitanties enz. onderteeke*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 8