264 wachtte van vereenigingen, die de samenleving wilden opbouwen op de grondslagen van godsdienst, huisgezin en eigendomsrecht, in christelijken geest opgevat. Er is toen ter tijde wel geschreven over de vraag of het niet beter zou wezen twee Boerenbonden op te richten, de ééne katholiek en de andere protestant. Vóór dit laatste idee verklaarden zich van protestantsche zijde de Standaard (Dr. Abr. Kuyper) en van katholieke zijde De Nieuwe Koerier (Rector van der Marck). Maar op de constitueerende vergadering van den Nederland* schen Boerenbond meende men, dat de oprichting eener christelijke vereeniging ten opzichte van de tot dan uitsluitend bestaande neutrale vereenigingen reeds zul* ken vooruitgang was, dat men zich hierbij moest tevreden stellen. Daarbij kwam, dat in de katholieke streken het woord „christelijk" gelijkluidend beschouwd werd met „katholiek", waarom «dan ook de katholieke geestelijkheid zich onmiddellijk voor den Boerenbond inetresseerde en de meeste plaatselijke boerenbonden een geestelijken Adviseur hadden. Onder deze omstandigheden is het duidelijk, dat de boerenleenbanken voor het lidmaatschap dezelfde eischen stelden, als gevorderd werden voor het lidmaat* schap van den Boerenbond, en aldus is deze formule in de Statuten der Boerenleenbanken opgenomen. Men kan zeer zeker zeggen dat dit openlijk kleur bekennen veel bijgedragen heeft, om de Boerenbonden en de Boerenleenbanken sympathiek te maken onder de ge* loovige landbevolking van Nederland. En daarbij kwam de steun der katholieke geestelijkheid die zich tot dan toe nooit bemoeid had met de neutrale landbouw* vereenigingen. Wat deze steun beteekend heeft wordt wel het duide* lijkst uit de woorden van den (niet*katholieken) hoog* leeraar Mr. E. M. Meijers: „Dat de boerenleenbanken in zoo korten tijd „een zoo groote vlucht in ons land genomen „hebben, is niet het minst aan de Roomsch* „Katholieke geestelijkheid te danken. Slechts

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 4