263
Eischen voor het Lidmaatschap.
ARTIKEL 3.
1. Voor het lidmaatschap wordt vereischt:
1°. dat men godsdienst, huisgezin en eigen
domsrecht in christelijken zin als de grond
slagen der samenleving erkenne, en zijn ge*
drag daarnaar regele;
2°. dat men bekwaam zij om verbintenissen aan
te gaan
3°. dat men geen lid zij van een andere Boeren
leenbank, die onbeperkte aansprakelijkheid
van haar leden vordert;
4°. dat men zijn woonplaats hebbe binnen den
kring der Vereeniging, aangeduid in Art. 1.
5". dat men lid zij van den Boerenbond;
2. Het Bestuifr van de Boerenleenbank kan,
om bijzondere redenen, van het bepaalde
onder 1 sub 5° vrijstelling verleenen, onder
goedkeuring van het Bestuur der Coöperas
tieve Centrale Boerenleenbank;
3. Rechtspersoonlijkheid bezittende vereenU
gingen, ten bate van den landbouw op
'gericht, kunnen als gewone leden tot de
Boerenleenbank worden toegelaten.
Het eerste vereischte voor het lidmaatschap eener
Boerenleenbank is: „dat men godsdienst, huisgezin en
eigendomsrecht in christelijken zin als de grondslagen
der samenleving erkenne, en zijn gedrag daarnaar
regele."
Zooals men weet, is de oprichting der boerenleen*
banken het werk vair den Boerenbond. En bij de stich*
ting van den Boerenbond wilde men van meet*af breken
met de neutraliteit der toen bestaande landbouw*
vereenigingen of Maatschappijen van landbouw. Daar*
om werd de christelijke vaan wijd ontplooid en werd het
in de Statuten neergelegd, dat eenieder die lid wilde
worden van de nieuwe landbouworganisatie, die Boeren*
bond heette, openlijk zou erkennen, dat hij enkel heil ver*