270 Op zich zelf beschouwd echter, heeft een zoodanige onderteekening geen zin; zij steunt niet op de wet; de wet erkent ze niet en spreekt er niet van. Op zich zelf beschouwd, kan ze evengoed achterwege blijven. De schriftelijke verklaring van getuigen, welke men hier en daar aantreft, vermeldende, dat het aangebrachte kruisje de handteekening is van een met name genoemd persoon, die niet kan schrijven, is volkomen waardeloos ten opzichte van den inhoud van het aldus geteekende stuk en kan nimmer tot bewijs der overeenkomst strekken. Een aldus geteekend stuk wordt beschouwd als niet te zijn onderteekend en kan niet voor wettig schriftelijk bewijs gebruikt worden. Het gaat hier dan ook niet om de onderteekening maar het gaat hier om de verklaring der getuigen. Tot de verschillende door de wet erkende bewijsmid* delen behoort het bewijs door getuigen. En dit bewijsmiddel wordt toegepast, wanneer men gelijk het in de wandeling heet met een kruisje laat teekenen. De getuigen zijn zij, die de verklaring onderteekenen, welke eenige akte of overeenkomst, bevattende hetzij eene verbintenis hetzij een ontheffing van schuld, be= vestigt. Nemen wij aan, dat iemand, die niet schrijven kan, in tegenwoordigheid van twee getuigen een bedrag van honderd guden uit de Boerenleenbank ontvangt. Die twee getuigen onderteekenen alsdan een gedateerde ver* klaring, inhoudende de mededeeling, dat in hunne tegen* woordigheid de betrokkene (met name genoemd) van de Boerenleenbank een bedrag van honderd gulden ont* vangen heeft. Zou nu te eeniger tijd de ontvangst dier gelden door den betrokkene zelf of door zijn erfgenamen worden ontkend en zou de kwestie gerechtelijk moeten worden uitgemaakt, dan zouden deze getuigen kunnen worden opgeroepen, om door hun getuigenis de waarheid te be* wijzen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 10