259
de kosten voor administratie en beheer bestreden wor*
den en het overige wordt gestort in het Reservefonds.
Hooge reserves kunnen dan ook moeilijk gevormd wor*
den, maar toch zijn zij in den loop der jaren tot een aam
zienlijk bedrag aangegroeid en in de laatste jaren nemen
zij dooreengenomen jaarlijks met een ton gouds toe.
Einde 1918 bedroeg het totaal bedrag der reserven
van de aangesloten boerenleenbanken ruim 1.000.000
Tusschen de locale boerenleenbanken en de Centrale
Boerenleenbank heerscht een levendig geldverkeer. Zeer
vele boerenleenbanken deponeeren al de ontvangen gel*
den, welke zij niet bij hun leden als voorschotten kunnen
plaatsen, bij de Centrale Bank. Wanneer de locale ban*
ken, na de verstrekking der voorschotten, nog over gel*
den te beschikken hebben, zijn zij verplicht tot een
bedrag van één derde der spaargelden bij de Centrale
Bank te beleggen. E'oel dezer bepaling is de bevordering
der onderlinge hulp; want op deze wijze heeft de Cen*
trale Bank te Eindhoven, in al de twintig jaren van haar
bestaan, over voldoende geldmiddelen kunnen beschik*
ken, om tegen matige rente in de credietbehoefte van
die boerenleenbanken te vorzien, waarbij voor een groo*
ter bedrag aan voorschotten aangevraagd werd, dan uit
de ontvangen spaargelden kon bestreden worden.
Door de Boerenleenbanken was bij de Centrale Boe*
renleenbank gedeponeerd:
einde 1899 105.000
1904 968.000
1909 3.052.000
1914 6.815.000
1915 12.423.000
1916 21.582.000
1917 33.478.000
1918 52.002.000
1919 54.943.000
1920 44.505.000
Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat de aangesloten
boerenleenbanken in 1919 rond 50.000.000 meer bij de
Centrale gedeponeerd hadden dan in 1914. Oogenschijn*