235 kring der Boerenleenbank niet lid worden, dan kan hem geen voorschot worden verleend. Moet het voorschot niet dienen voor het eigen land* bouwbedrijf, dan verzetten de Statuten zich eveneens tegen het toestaan ervan. Overschrijdt het gewenschte bedrag de grens van Artikel 7, 4o van het Huishoudelijk Reglement, dan moet ook hiermede rekening worden gehouden. Ieder geval moet op zich zelf worden beschouwd in verband met de voorschriften en bepalingen aangaande het verleenen van voorschotten. In betrekking tot een der hierboven genoemde geval* len, werd ons gevraagd, of iemand, die ter verkrijging van een tijdelijk voorschot op zijn depositoboekje tot het lidmaatschap der Boerenleenbank wilde toetreden, ook moest voldoen aan den eisch van Artikel 3, 1. 5o. der Statuten en lid moest zijn of worden van den Boeren* bond. Wij antwoordden, dat zulks zeer zeker het geval is, indien hij tot die standsorganisatie kan behooren. Zouden er geldige redenen zijn, waarom hij niet aan dien eisch kon voldoen, dan zou het Bestuur der plaatse* lijke Boerenleenbank kunnen besluiten, om hem van die verplichting vrijstelling te verleenen, voor welk besluit de goedkeuring van het Bestuur der Centrale Boeren* leenbank moest worden gevraagd, onder opgave van redenen. Voor een vreedzamen en goeden gang van zaken achten wij het bevorderlijk, dat de hierbedoelde per* sonen in elk opzicht overeenkomstig de algemeen gel* dende bepalingen en niet anders worden behandeld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 15