MEDEDEELINGEN
No. 59.
MEI 1921.
VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE
BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN
De Handelsregisterwet en de
Boerenleenbanken.
In het vorig nummer dezer Mededeelingen (bl. 177) s
werd betoogd, dat de boerenleenbanken niet verplicht
waren, zich te laten inschrijven in het Handelsregister,
wijl zij geene „handelszaak" zijn in den zin dezer Wet.
Wel zouden de boerenleenbanken, volgens de Coöpes
ratie=wet opgericht, tot aangifte verplicht zijn, omdat de
HandelsregisterAVet uitdrukkelijk bepaalt, dat Coöpet
ratieve vereenigingen zich moeten laten inschrijven.
Om echter zekerheid te verkrijgen dat deze meening
de juiste was, heeft het Bestuur der Centrale Boerenleens
bank zich tot den betrokken Minister gewend met een
Request dat eveneens in de vorige Mededeelingen werd
opgenomen.
Met genoegen kunnen wij onzen lezers mededeelen,
dat de Minister de zienswijze van het Bestuur heeft
goedgekeurd en dat dientengevolge de boerenleenbank
ken die opgericht zijn volgens de Wet van 1855 en dienz
tengevolge Koninklijk goedgekeurd, zich niet behoeven
op te geven voor het Handelsregister.
Maar wel moeten zich opgeven de boerenleenbanken
die als coöperatieve vereenigingen opgericht zijn.
Wij laten hier het desbetreffend schrijven van den
Minister volgen:
I