169 zat 'm weer de ongelukkige kneep. Wel stond er zijn naam, doch hij had hem niet zelf geschreven. Een gron* dig onderzoek bewees de juistheid zijner bewering. De „dure raad" had dus niet geholpen en de Boerenleen* bank had opnieuw een verlies te boeken, nu een van tweehonderd gulden. Dezer dagen ontvingen wij van een onzer Boeren* leenbanken bericht, dat een bij de inspectie ondertee* kend bevonden kwitantie ter onderteekening was opge* zonden. Gelukkig is het hier nog niet te laat, om maat* regelen te nemen. Maar wij kunnen Kassiers en Beheerders onzer Boe* renleenbanken niet met genoeg nadruk op het onbezon* nene en gevaarlijke eener zoodanige handelwijze op* merkzaam maken. Men wil daartegen wel eens inbrengen, dat „onze men* schen" (waarmede bedoeld worden de leden en spaar* ders eener bepaalde Boerenleenbank) veel te eerlijk zijn, dan dat al die voorzorgsmaatregelen zoo doodsbenauwd moeten worden in acht genomen, Maar men vergete niet, dat niet alleen oneerlijkheid maar evengoed slor* digheid en onafhankelijkheid ertoe kunnen leiden, dat het stellen van een handteekening op onwettige wijze geschiedt. De kwitantie heeft er langen tijd liggen te slingeren totdat men ze eindelijk inderhaast zal verzenden; iemand wacht, om ze mee te nemen. Edoch, ze moet nog worden geteekend maar de „baas" is aan het werk en kan moeilijk ervan weg. „Ja, vooruit, teeken maar, zegt hij; 't komt zoo nauw niet." En de vrouw teekent met zijn naam of de dochter, misschien knecht of meid, zonder dat men denkt aan de mogelijkheid, dat over de onderhavige kwestie ooit meeningsverschil zal ontstaan. Ontstaat dit echter wel, dan is de toedracht der zaak vergeten en heeft zelfs de eerlijkste mensch neiging, om naar zich toe te rekenen. Om kort te gaan: men komt de eerlijkheid van leden en spaarders volstrekt niet te na, indien men zich door

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 9