168 gevestigd is, dan moet zijn handteekening door den Burgemeester zijner gemeente gelegaliseerd (voor echt erkend) worden. Tot welke kwade gevolgen zoogenaamde „goede trouw" in dit opzicht leiden kan, toont de ervaring bij een onzer Boerenleenbanken. Een voorschotnemer had voor de zekerheid der te* rugbetaling een persoon als borg gesteld, die ingevolge verkregen inlichtingen ten zeerste voldeed. Terwijl die borg op verren afstand van de Boerenleenbank woon» achtig was, beging de Kassier de lichtvaardigheid, om aan den voorschotnemer de schuldbekentenis ter on» derteekening door den borg mede te geven. Zonder meer. De voorschotnemer kwam na eenigen tijd te over» lijden en liet een berooide erfenis achter. De Boerenleen» bank wendde zich toen tot den borg met het onvoor» ziene gevolg, dat deze zijn handteekening ontkende en daarmede elke verplichting tot betalen afwees. Het onderzoek van deskundigen bevestigde de valsch» heid der onderteekening en maakte zoodoende een ge» rechtelijke invordering doelloos. Het slot van de zaak was, dat de Boerenleenbank een verliespost van rond de vierduizend gulden had te boeken. En nog was de Kassier van zijn „goede trouw" niet genezen. Eenigen tijd later biedt een spaarder zijn boekje aan, bij welke gelegenheid blijkt, dat het „te goed" van zijn spaarboekje tweehonderd gulden hooger is dan het „te goed" op zijn rekening in het Grootboek. Het verschil blijkt bij onderzoek te zitten in een post van terugbe» taalde gelden, welke niet in zijn boekje was verant» woord. De Kassier wilde nu dit verzuim herstellen maar zóó gemakkelijk ging het niet. De spaarder hield het met zijn boekje en zeide, zich niets van die beweerde terug» betaling te herinneren. Men zou hem dan overtuigen door hem de desbetreffende kwitantie te toonen. Ze was nog wel door hem persoonlijk geteekend. Maar daar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 8