149 tieve Centrale Boerenleenbank van 21 Mei 1917 is deze kwestie breedvoerig behandeld. Feitelijk werd toen voorgesteld, om ten aanzien van de leden der werkliedenbonden, die met den Boeren* bond tot samenwerking waren gekomen, een algemeene vrijstelling van het verplichte lidmaatschap van den Boerenbond te verleenen. Doch zelfs d i t voorstel kon de instemming der vergadering niet verwerven, al ging het veel minder ver dan dat der bovenbedoelde Statutenwijziging. Hoe ernstig voorstander van samenwerking tusschen de verschillende sociale standen in het algemeen, en van die tusschen Werkliedenbond en Boerenbond in het bijzonder, men zal er toch rekening mede moeten hou* den, dat de Boerenleenbank een credietinstelling is voor een bepaalde klasse. Door en ten behoeve van de boeren in het leven ge* roepen, door de samenwerking der boeren in stand gehouden en tot bloei gebracht, juist passend aan de be* hoeften van den landbouw, heeft deze instelling een ge* heel eigen geschiedenis en een geheel eigen karakter. Werden de deuren wijd open gezet voor leden*werk* lieden, dan zouden dezen op den duur misschien de meerderheid gaan vormen en den boeren tenslotte dui* delijk maken, dat ze niet langer baas zijn in wat zij, tot dan met recht, als hun eigen huis hadden beschouwd. Het karakter der instelling zou zich dan snel wijzigen, omdat de Boerenleenbank feitelijk een „Boeren* en Werkliedenleenbank" geworden was, en geheel onder* scheiden belangen hun invloed zouden doen gelden. De Boerenleenbanken moeten zuiver Boerenleen* banken blijven, en daarom moeten het Bestuur der plaatselijke Boerenleenbank en dat der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank het in handen hebben, om, zoo noodig, de toetreding van leden=werklieden te be* perken of geheel te keeren. Elke toetreding tot de Boerenleenbank van een lid* werkman (landarbeider) moet afzonderlijk beoordeeld worden, en voor elk besluit tot vrijstelling van het ver*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 5