148
wenscht te worden, aan alle vereischten voldoet behalve
aan dat van lidmaatschap van den Boerenbond, omdat
hij wegens het ontbreken van voldoend grondbezit niet
tot den landbouwstand gerekend en niet tot den Boes
renbond toegelaten wordt. Toch kan er reden bestaan
om in de beide hierboven vermelde gevallen geen vrijs
stelling te verleenen of aan een eventueel vrijstellingss
besluit de goedkeuring te onthouden, waardoor de bes
trokkenen ook van het lidmaatschap van de Boerens
leenbank blijven uitgesloten. Immers, in het eerste geval
kan men tenslotte de overtuiging krijgen, dat men even
zoo goed de proef kan nemen met een landbouwers
kassier, zooals op vele plaatsen met den besten uits
slag plaats heeft.
In het tweede kan een groote toevloed van leden, niet
behoorende tot den landbouwstand, waardoor de zegs
gingschap der boeren in de Boerenleenbank wordt bes
dreigd, en zij geen baas in eigen huis zouden blijven,
het noodzakelijk maken dat door het weigeren van de
gevraagde vrijstelling dit gevaar wordt afgewend. Vans
daar dat voor het verleenen van vrijstelling elke aans
vraag afzonderlijk naar de omstandigheden moet wors
den beoordeeld en behalve in het geval dat er geen
standsorganisatie voor landbouwers bestaat geen als
gemeene vrijstelling kan worden verleend.
Dit is ook nog eens uitdrukkelijk verklaard in de
Algemeene Vergadering van 1920.
III. Het vereischte van artikel 3, 1. 5° der Statuten
en den Werkliedenbond.
Van de zijde van 'een onzer Boerenleenbanken onts
vingen wij het voorstel, om Artikel 3, 1 5o der Statuten
zoo te wijzigen, dat leden van Werkliedenbonden, die
samenwerken met den Boerenbond, zonder meer tot
leden der Boerenleenbank zouden kunnen worden aans
genomen, omdat zij niet tevens lid van den Boerenbond
kunnen zijn.
Reeds in de Algemeene Vergadering der Coöperas