154 instandhouding of ter voorkoming van achteruitgang „in hun bedrijf." Het Bestuur moet daarom niet enkel vragen of het voorschot goed geplaatst is, en of de borgen solied zijn, neen, het moet zich ook vergewissen, of de aanvrager met het voorgeschoten geld, geen dwaze onderneming gen zal gaan doen, en daardoor het geld verspillen. Maar behalve bij het geven van voorschotten kan het Bestuur en de Kassier op de eerste plaats de leden groote diensten bewijzen, als er niet teruggeschrokken wordt voor eenige moeite, wat nimmer zal gebeuren, als allen bezield zijn met den waren geest van behulp* zaamheid en onderling hulpbetoon. Treffende voorbeelden van zulke behulpzaamheid kan men bijna overal vinden. Een aardig staaltje hiervan, dat we onlangs vernamen, willen we hier mededeelen. Bij den Kassier eener boerenleenbank kwam een lid van zijn spaarboekje twee duizend gulden terughalen; het was nagenoeg zijn geheel bezit, vrucht van jaren en jaren lange spaarzaamheid. De vertrouwelijkheid, die bij onze boerenleenbanken heerscht, deed den terugvrager terstond aan den Kas* sier vertellen, dat hij wel heel ongaarne die groote som terugvroeg, maar hij had het geld noodig voor zijn zoon, die een mooie positie kon krijgen bij eene groote maat* schappij; maar alvorens die positie te aanvaarden moest hij eene borgstelling geven van 2000. Dat verhaal kwam den Kassier wel eenigszins bevreemdend voor, want die zoon was een eenvoudige boerenjongen zonder veel ontwikkeling en energie, maar die wegens lichaams* zwakte het boerenwerk niet kon beoefenen. Hoe zou zoo'n jongen een mooie positie bij een groote maat* schappij kunnen bekleeden? De Kassier begon dan ook den man te vragen naai den naam dier groote maatschappij. Ja, juist wist hij het niet, maar het was een groote levensverzekeringmaat* schappij in Amsterdam.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 10