140
Daarom achten wij eene uiteenzetting van doel en
werking hier wel op haar plaats.
Bij de oprichting eener boerenleenbank is een der
moeilijkste punten: het vinden van een goeden kassier.
Of eene bank tot bloei zal komen hangt immers voor
een goed deèl af van de bereidwilligheid, van de voor=
komendheid, van de kunde van den kassier en vooral
van het in hem gestelde vertrouwen. Gewoonlijk wordt
dan ook dit ambt aangeboden aan iemand, die zooveel
mogelijk deze hoedanigheden in zich vereenigt.
Maar al heeft men ook iemand gevonden, die nog
zoozeer het algemeen vertrouwen geniet, toch zal de
kassier verplicht zijn zekerheid of borg te stellen.
Want artikel 30 der Statuten luidt:
De kassier is verplicht:
1. voor de hem toevertrouwde kas, en de ver;
zekering van een goed beheer zekerheid te stellen,
volgens eene overeenkomst, die het Bestuur met
hem sluit, onder goedkeuring van den Raad van
Toezicht.
Deze zekerheid kan op verschillende wijzen gesteld
worden; zooals bijvoorbeeld, door het deponeeren van
waardespapieren, door het geven van hypotheek of
doordat een of meer personen borg blijven. Dit laats
ste noemt men een persoonlijke borgtocht.
Nu was het bij de boerenleenbanken tamelijk alges
meen gebruikelijk, dat een persoonlijke borgtocht ges
steld werd en het viel den kassier gewoonlijk niet moeis
lijk, een of meer personen te vinden, die voor hem
„borg" wilden blijven. Zelfs hebben wij het meermalen
bijgewoond, dat de leden van het Bestuur zóó blijde was
ren een goeden kassier gevonden te hebben, dat zij
kwamen aanbieden, voor hem borg te blijven.
Wij kunnen het niet anders dan toejuichen, dat er
onder de leden onzer boerenleenbanken zulke hooge
mate van vertrouwen en van christelijke behulpzaams