135 zocht plaatsing voor de overtollige spaargelden; aan de andere, ontbrak het aan voldoende crediet, 0111 de aangevraagde voorschotten te geven. Wel werd er on= derling zeer broederlijk hulp verleend, maar al ras ge= voelde men dat er een Centrale Bank moest komen, die de overtollige spaargelden zou beleggen en crediet geven aan de boerenleenbanken die er behoefte aan hadden. De Nederlandsche boerenbond nam deze Centrale Organisatie ter hand. Er ontstond echter verschil van gevoelen omtrent de wijze van oprichting der boerenleenbanken. In het Zui= den werden de meeste opgericht volgens de Wet op de Vereeniging en vergadering van 1855; terwijl in het Noorden de Wet op de Coöperatieve Vereenigingen van 1876 werd gekozen. In eene Vergadering te Nijmegen gehouden scheen men tot overeenstemming gekomen te zijn, en wel op den grondslag, dat de nieuwe Centrale Bank zoowel de banken van de ééne als van de andere richting als leden zou aannemen; maar op eene volgende vergadering te Utrecht verklaarden de vertegenwoordigers der coöpes ratieve banken dat zij met de andere niet wenschten samen te werken. Deze andere banken destijds het meest in aantal, en waarvan reeds enkele meer dan één jaar in werking waren, wenschten zich niet te her* vormen en aldus werd besloten tot de oprichting van twee Centrale Boerenleenbanken; de ééne werd te Eindhoven opgericht met 33 de andere te Utrecht met 13 aangesloten boerenleenbanken. Later werd in 1904, de Centrale Bank te Alkmaar opgericht, met 9 boeren= leenbanken. De boerenleenbanken hebben zich weldra thuis gei voeld op Nederlandschen bodem. Op het einde van 1919 bestonden er boerenleenbank ken aangesloten bij:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 3