46
veronderstellen. Ik geloof, dat wij goed hebben gezien. In
dit verband is het belangrijk te hooren in hoe groote mate
de door onze Centrale toegestane credieten, in dejaren 1914
tot 1920 toenamen.
In 1914 werd verleend tot een bedrag van
Veel spaargelden werden teruggevraagd, terwijl men steeds
meer voorschotten verleende. Verschillende Boerenleenbanken
komen heden reeds in conflict met art. 8 van ons Huishou
delijk Reglement en men schijnt op die plaatsen de voor
waarden, waaronder goedkeuring der gedane belegging is
geschied, te hebben vergeten. Ik constateer hier alleen het
feit. Nu het er op aankomt de gelden terug te vorderen zit
men in zak en asch. Bouwvereenigingen, gemeenten e. a.
kunnen niet terugbetalen; in den loop van dit jaar heb ik
een onderhoud gehad over deze aangelegenheid met een
50 tal beheerderen en een 100 tal kassiers van boerenleen
banken.
't Is onze plicht aan de voorwaarden vast te houden, en
boerenleenbanken moeten afzien van gelden voor langen
termijn vast te leggen.
Mij is meermalen op deze vergadering de vraag gesteld
gedurende de oorlogsjaren: directeur, kunt u ons waarborgen,
dat de Centrale Bank de bij haar gestorte gelden kan terug
betalen in een korten termijn?
Ik heb u geantwoord „ja". Wij waren hiertoe ook in staat.
Maar ik wil de vraagt ot u richten: Hebt gij er voorgewaakt,
dat gij uwen spaarders iederen dag hun spaargelden kunt
terugbetalen? Ik zal het antwoord niet vergen, doch waakt
voor uwe banken en geeft geen gelden uit op langen termijn.
Indien gij met mijn betoog accoord gaat, dan verzoek ik u
onder applaus te beloven met ons mee te werken om de gelden
der boeren in de boerenleenbanken liquide te houden.
1.200.000 aan credieten
1915
1916
1917
1918
1919
1.500.000
3.600.000
4.000.000
5.000.000
10.200.000
4.300.000
1920 over 5 maanden
In het totaal dus 29.800.000