MEDEDEELINGEN No. 49. JULI 1920. VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN VOORZICHTIGHEID BIJ DE BELEGGING VAN GELDEN. Op de laatste Algemeene Vergadering heeft bij de rond vraag de directeur der Centrale Boerenleenbank de volle aandacht gevraagd voor een punt van zeer groot belang, namelijk, voor de wijze, waarop de plaatselijke boerenleen banken de ingekomen spaargelden dienen te beleggen. Wij meenen goed te doen deze wenken in de Mededeelin- gen te herhalen. De Directeur zeide o. a.: Gedurende de oorlogsjaren is in deze Vergadering meer malen gesproken over belegging der gelden, die in zoo ruime mate van de boerenleenbanken toevloeiden. Tal van corres pondenties zijn hierover door mij met heeren kassiers en beheerders van boerenleenbanken gevoerd. Het standpunt, dat wij steeds innamen: de grootste voorzichtigheid te be trachten, blijkt vooral nu juist te zijn geweest. Beschikte een boerenleenbank over een aanmerkelijk groot kapitaal aan spaargelden, dan konden wij een aanvrage voor een gezonde belegging niet altijd weigeren; doch wanneer goedkeuring werd verleend, dan geschiedde dit met verwijzing naar artikel - 8 van het Huishoudelijk Reglement der Centrale Bank.*) Steeds hielden wij het oog gevestigd op de toekomst. Wij voorzagen, dat veel gelden, die tijdens den oorlog uit het bedrijf werden getrokken, zoo spoedig mogelijk weder tot uitbreiding van dit bedrijf zouden worden aangewend; dat in de toekomst veel meer noodig zou wezen, dan menigeen taen durfde te Art. 8 luidt: De boerenleenbanken zijn verplicht, minstens één derde van de inge legde gelden aan de Coöperatieve Centrale.. Boerenleenbank in loopende rekening te geven tenzij zij deze gelden als voorschot of in loopende rekening bij de leden kunnen plaatsen. Het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank kan in bijzon dere gevallen vrijstelling verleenen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1920 | | pagina 1