23
op zijn deposito-boekje wenscht te laten staan. Maar in dat
laatste geval moet de inlegger weêrom opnieuw den opzeg
gingstermijn in acht nemen.
Maar als de inlegger onverivacht geld noodig heeft, kan
hij dan niet over zijn gedeponeerd geld beschikken, ook al
zou de termijn niet verstreken zijn?
Neen, dat kan de inlegger niet; de opzeggings-termijnen
moeten strikt in acht genomen worden. Doet men zulks
niet, dan zouden wel alle spaarbank-inleggers van deze gunstige
regeling gebruik maken, om hoogere renie te trekken, zonder
zich te bekommeren om denadeelen, die hierdoor de boeren
leenbank zou kunnen lijden.
We! zal men deze inleggers kunnen helpen, door hun
een voorschot te verleenen, even groot als de opgevraagde
gelden. Zij betalen dan hiervoor de rente, die voor voor
schotten vereischt wordt, en kunnen hun deposito-boekje
als onderpand geven. Zoodra de dag van den opzeggings
termijn aanbreekt, wordt het voorschot afgelost met het
beschikbaar gekomen geld.
Het zal wel onnoodig zijn te bemerken dat de wettelijke
voorschriften, betreffende het quitantie-zegel evengoed gelden
voor de boekjes, met een bepaalden opzeggingstermijn, als
voor de gewone spaarbankboekjes.
Maar voor de overschrijving van gewone spaargelden in
een spaarboekje met bepaalden termijn en omgekeerd, is
geen zegelrecht verschuldigd.
Bijvoorbeeld: Een houder van een spaarboekje (b.v. no.
67) waarop f 2000 is ingelegd, wil hiervan f 1000 binden
aan een opzeggingstermijn van één jaar. Dan schrijft de
Kassier op zijn gewoon spaarboekje f 1000 af, en deze af-
schijving behoeft geen zegel als slechts duidelijk er bij ver
meld wordt: „overgeschreven in spaarboekje no
In een nieuw spaarboekje (b.v. no. 89) schrijft dan de kas
sier de inlage in van f 1000, met een opzeggingstermijn van
één jaar.
Dezelfde overschrijving geschiedt in het Dagboek, en wel
op deze wijze:
Onder Uitgaven:
Terugbetaald aan spaargelden f 1000.
(in kol. 10 en 11)
Ingelegde spaargelden f 1000.
(in kol. 5 en 6)