22
DE BOEKHOUDING BIJ VERSCHILLENDE RENTE
TYPEN VOOR SPAARGELDEN.
Indien eene boerenleenbank besluit, eene hoogere rente
te betalen voor spaargelden, welke ingelegd worden met de
bepaling, dat er eerst over beschikt kan worden met een opzeg
gingstermijn van zes maanden of van één jaar, moet dit ook
uit de boekhouding blijken.
Wanneer iemand reeds een spaarboekje heeft, en hij een
bedrag wil inleggen met een opzeggingstermijn van zes maan
den moet hij een nieuw spaarboekje ontvangen, waarin
aangeteekend wordt, dat de in dat spaarboekje ingeschreven
gelden, op 6 maanden zijn ingelegd.
Eveneens ontvangt hij een nieuw spaarboekje als hij inlegt
met een opzeggingstermijn van één jaar.
Het meest wenschelijke is, deze aanteekeningen in de
spaarboekjes te doen met rooden inkt, opdat er geen ver
gissingen mede plaats hebben.
In het Dagboek wordt achter het ingelegde bedrag in de
kolom „aanmerkingen" aangeteekend, met welken opzeg
gingstermijn de gelden zijn ingelegd.
In het Grootboek worden op een afzonderlijk folio de ver
schillende soorten van inlagen geboekt, wederom met de
bemerking, liefst met rooden inkt: deposito op zes maanden
of deposito op één jaar.
Een inlegger, die drie soorten van inlagen heeft:
1) direct opvorderbare,
2) opvorderbaar op zes maanden,
3) opvorderbaar op één jaar,
ontvangt dus drie verschillende spaarboekjes, en heeft ook
drie verschillende folio's in het Grootboek.
Het is aanbevelenswaardig aan de inleggers in de Spaar
bank duidelijk uiteen te zetten, dat zij de gelden, ingelegd
met een bepaalden opzeggingstermijn, niet kunnen terug
ontvangen, alvorens die termijn verstreken is. Zij dienen
er dus voor te zorgen, die gelden op te zeggen, zoodra zij
weten, dat zij deze na eenigen tijd/noodig hebben.
Indien iemand het opgevraagde geld niet heeft terugge
nomen, alhoewel de termijn van teruggeving verstreken is,
moet de kassier het opgevraagde bedrag afschrijven van het
deposito-boekje en overschrijven op het gewone spaarboekje,
tenzij de inlegger bericht geeft, dat hij het opgevraagde geld