MEDEDEELINGEN No. 47. MEI 1920. VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN RENTE VOOR DEPOSITO'S BIJ DE CENTRALE BOERENLEENBANK. Den 26en Maart jl. werd door Bestuur en Raad van Toe zicht van de Centrale Boerenleenbank aan de aangesloten boerenleenbanken eene circulaire gericht, handelende over de rente, welke vergoed wordt voor de gelden, welke door de boerenleenbanken bij de Centrale worden belegd. Bij de bespreking der rente moet men steeds in het oog houden, of men over de ingelegde gelden onmiddellijk wil kunnen beschikken, of wel, dat men deze slechts na een langeren of korteren opzeggingstermijn zal kunnen terug vragen. Als iemand in eene plaatselijke boerenleenbank geld heeft ingelegd zonder eenige beperking kan hij er steeds terstond (of althans binnen een paar dagen) over beschikken. Daaruit volgt, dat de plaatselijke boerenleenbank op hare beurt even eens in staat moet zijn, om zich terstond dit geld te ver schaffen; en dat kan zij, als zij het bij de Centrale Bank zonder eenige beperking heeft belegd. Wil nu echter de Centrale Boerenleenbank, op hare beurt, het bij haar gedeponeerde geld steeds op de eerste aanvrage kunnon teruggeven, zoo heeft ook de Centrale te zorgen, dat zij onmiddellijk over voldoend kapitaal kan beschikken, als er door de aangesloten boerenleenbanken gelden worden aangevraagd. Hieruit volgt, dat de Centrale Boerenleenbank de bij haar gedeponeerde gelden niet enkel op soliedë maar ook, op wat men noemt liquide wijze moet beleggen, dat wil zeggen, de Centrale Bank heeft eene wijze van belegging te zoeken, die haar in staat stelt onmiddellijk over millioenen te kunnen beschikken. De ondervinding leert, dat er soms binnen weinige flagen millioenen guldens door de aangesloten boeren leenbanken worden aangevraagd. En niemand kan tevoren

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1920 | | pagina 1