27
Die mag ik u niet mededeelen! hield de kassier hard
nekkig vol.
Dan ga ik heen antwoordde de ambtenaar u zult
er wel meer van hooren! En onverrichterzake ging hij.
Nu, de Inspecteur had beloofd, hij zou er wel wat van
hooren, maar hij hoorde er ook wat van. Namelijk in den
vorm van een aanslagbiljet in de Oorlogswinstbelasting, bij
de meeste lezers wel bekend!
De aanslagen waren betrekkelijk heel willekeurig: een
Boerenleenbank b.v die een 200 winst had gemaakt,
moest 50 oorlogswinstbelasting betalen en een ander, die
verloren had, nota bene 200.
De kassiers dienden na ontvangst van dit receptje al heel
spoedig een reclame in. Maar die reclame werd dan afge
wezen, wijl de Inspecteur zich beriep op art. 47 der wet,
hetwelk luidt: „Indien de vereischte aangifte niet is gedaan
of niet volledig is voldaan aan de verplichting ingevolge
art. 42 tweede lid of art. 46 laatste lid (het ter inzage geven
van boeken en andere bescheiden), wordt de aanslag gehand
haafd, zoo niet gebleken is, dat en in hoever hij onjuist is."
M. a. w.kassiers, gij hebt niet volledig uw boeken open
gelegd, dus ik handhaaf uw aanslag.
De kassiers legden zich echter hierbij niet neer, doch
gingen in, hooger beroep.
Eenige dagen geleden diende deze zaak voor den Raad
van Beroep te Alkmaar.
De kassiers van de bij de Centrale te Alkmaar aangesloten
Boerenleenbank te Medemblik en Westerblokker waren de
appellanten. Mr. H. P. M. Kraakman trad voor de Centrale
op; de inspecteur, de heer S. J. A. Keesom, was als des
kundige aanwezig om het systeem der boekhouding van
Raiffeisenbanken aan te toonen.
Bij de behandeling dezer zaak bleek duidelijk, dat het
den Inspecteur er om te doen was om langs den gekozen
weg er achter te komen, hoeveel door de boeren en tuinders
in eenig jaar op de spaarbank was ingelegd; want dat er
geen Boerenleenbank in Nederland is, die zooveel winst heeft
gemaakt, dat zij in de termen valt aangeslagen te worden in
de O. W.-belasting, wist hij zoo goed als iedereen.
Dat het voor het controleeren der balans en rekening en
verantwoording door de Inspectie niet noodig was de namen
der inleggers te kennen, zag de Raad van Beroep heel
spoedig in. Een beroep op art. 17 ging dan ook niet op.