4
der boeren, maar een bezoek aan ons platteland en eene
kleine studie van de landbouw-toestanden, zou den ernstigen
onderzoeker al zeer spoedig doen inzien, dat de oogen-
blikkelijke toestand ver van rooskleurig is, en dat de voor
uitzichten allertreurigst zijn. De overgroote meerderheid
onzer landbouwers heeft heel wat te tobben, en slechts met
de grootste inspanning slagen zij er in hun bedrijf heel,
heel eventjes aan den gang te houden. En hel zal nog
moeten blijken of zij daartoe ook in de naaste toekomst in
staat zullen blijven.
Het spreekt van zelf dat deze toestand zich heel duidelijk
afspiegelt in onze beschikbare middelen. Bij gebrek aan
nagenoeg alles wat de boer voor zijn bedrijf noodig heeft,
komt er heel wat bedrijfskapitaal vrij. En als trouw lid draagt
hij het vrijkomende geld naar „zijn" boerenleenbank. En
deze stuurt het op hare beurt weder naar ons. Zoo moet
het zijn en zóó is het ook inderdaad. Het is ons een ge
noegen hier op deze plaats een woord van dank te richten
tot al de leden, welke zoo'n overgroot vertrouwen stellen
in de plaatselijke boerenleenbanken en in hare centrale".
In het Jaarverslag over 1917 wordt gezegd:
„Het vierde oorlogsjaar heeft nog steeds geen beslissing
gebracht in, den grooten strijd der volken. De oorlog met
al zijn lasten woedt nog steeds onverminderd voort.
Voor den Nederlandschen landbouwer beteekent dat
1°. nagenoeg volledig gemis aan bedrijfsvrijheid en 2°. geen
of althans nagenoeg geen aanvoer van krachtvoer en kunst
meststoffen, met als resultaat: een ledige boerderij en een
te veel aan contanten.
Geheel dezelfde redenen, als aangehaald in ons vorig
jaarverslag, zijn oorzaak dat de „beschikbare middelen" onzer
instelling van dag tot dag toenemen. Ofschoon die voort
durende vermeerdering voor onze instelling met niet geringe
bezwaren gepaard gaat, hebben wij gemeend dien natuur
lijken loop niet te moeten beperken. Wij blijven van oordeel,
dat het overgroote deel dier geld.en zal worden teruggenomen,
zoodra de gelegenheid zal bestaan de boerderijen weer in
den ouden toestand te brengen. Want daarvoor zullen
millioenen en millioenen noodig zijn."
De gebeurtenissen hebben ons in het gelijk gesteld.
Reeds in de tweede helft van 1919, toen er nog maar