MEDEDEELINGEN
No. 46.
15 APRIL 1920.
VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE
BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN
Aan
Heer en Leden van het Bestuur
Heeren Leden van den Raad van Toezicht,
ZeerEerwaarde Heeren Adviseurs,
Heeren Kassiers,
van bij onze Instelling aangesloten Boeren
leenbanken.
Mijne Heeren,
Gedachtig aan het spreekwoord, dat besturen wil zeggen
vooruitzien (gouverner c'est prévoir) heejï het Bestuurder
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank gemeend, de aan
dacht van de Bestuurderen der aangesloten Boerenleenban
ken te moeten vestigen op eenige beschouwingen die tot
waakzaamheid zullen aansporen, opdat ook in de toekomst,
gelijk in 't verledene, het landbouwcrediet zal kunnen vol
doen aan de groote eischen, die eraan zullen gesteld worden.
Na den oorlog van 1870 braken voor den Nederlandschen
landbouw eenige „vette" jaren aan, welke echter door een
veel grooter aantal „magere" gevolgd werden.
Zal zich dit verschijnsel herhalen na den wereldoorlog
1914—1919?
In ieder geval hebben wij thans het voordeel, te kunnen
wijzen op de vele en krachtige boerenorganisaties, die leiding
kunnen geven, en door een georganiseerd optreden veel
kwaads zullen kunnen voorkomen, veel goeds tot stand
brengen.
Ook onze crediet-organisaties, onze bloeiende Boeren
leenbanken, zullen hier eene belangrijke rol kunnen ver
vullen, indien zij hare taak goed blijven begrijpen.
Daarom hebben wij het tot onzen plicht gerekend, meer
dan tot nog toe, in verbinding te treden met de bestuur
deren der aangesloten Boerenleenbanken, en wij zullen dit
trachten te doen, door deze „Mededeelingen" veelvuldiger,