12 Het is echter niet voldoende, dat het Bestuur wete, voor welke doeleinden het voorschot gevraagd wordt, het moet ook 4. op het gebruik van het voorschot toezicht houden. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat de voorschotnemer onder controle gesteld wordt van het Bestuur der Boeren leenbank, maar wel, dat het Bestuur erover wake, dat het geleende geld blijft besteed worden voor het gevraagde doel. Nemen wij een voorbeeldEen landbouwer ontvangt een voorschot om zijn stal uit te breiden. Hij gebruikt dit voor het beoogde doel, maar na enkele maanden verkoopt hij het aangekochte vee, en wil met het daarvoor ontvangen geld gaan handel drijven, hoewel hij van handelen geen ver stand heeft. Dan zal het Bestuur der boerenleenbank den voorschot nemer aan het verstand moeten brengen dat voor zulk doel het voorschot niet verleend is, en daarom het voorschot moet terugbetaald worden. En het is juist de kleine kring, waarover eene boeren leenbank zich uitstrekt, die het mogelijk maakt, dat zulk toezicht op de voorschotten kan uitgeoefend worden. De vraag, of uitsluitend land- en tuinbouwers, dan wel ook neringdoenden, ambachtslieden, enz. voorschotten van de boerenleenbanken mogen ontvangen, heeft reeds eene geheele geschiedenis. In de eerste jaren van het bestaan der boerenleenbanken is deze vraag druk besprokener waren vóór- en tegen standers. Om eene definitieve oplossing te verkrijgen, werd op de Algemeene Vergadering onzer Centrale Boerenleenbank van den 7 Mei 1903 besloten, de oplossing dezer vraag op te dragen aan eene Commissie, die door het Bestuur der Cen trale Boerenleenbank zou benoemd worden. Tot leden dezer Commissie werden aangewezen de Zeer- Eerw. Heer J. F. van Oort, pastoor te Dennenburg en de Heeren Jan Truijen te Meijel en Jhr. A. van Sasse van Ysselt te 's Bosch. Den llen Juni 1903 werd deze Commissie geinstalleerd door den heer V. A. M. van den Heuvel, destijds President van den Raad van Toezicht, en den 3en September van hetzelfde jaar verscheen het Rapport dezer Commissie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1920 | | pagina 12