5 Groei, groei en nog eens groei Meer bevoegdheden naar plaatselijke banken Plaatselijke banken niet aan leiband Geen tendens tot decentralisatie Pittige discussies CAO-onderhandelingen Eigen inbreng Tijd voor andere dingen de overstap te maken van lokaal naar centraal.' Ineens was de coöperatieve Rabobank de grootste bank van Nederland. En dat is ook zoals Van den Broek zijn loopbaan tot het begin van de jaren tachtig zou willen typeren. Groei, groei en nog eens groei. De lisatie, inken Raiffeisenbank in Ermelo groeide uit van twee medewerkers tot een bank met ne gentig medewerkers. Van den Broek: 'Als directeur van een plaatselijke bank was je bezig met kantoren stichten, personeel aantrekken en opleiden. We hadden niet veel concurrentie en de rentabiliteit was toen geen zorg.' Dat veranderde nadat Van den Broek in 1979 regiodirecteur was geworden. De eco nomie stagneerde. De particuliere markt was verdeeld, bedrijven gingen failliet, de prijzen van huizen daalden en verschillende mensen zagen zich genoodzaakt hun huis te verkopen omdat de hoge hypotheekrente niet meer kon worden opgebracht. Met enige trots vertelt Van den Broek over het beleid dat Rabobank Nederland toen samen met de banken voerde. 'Alle ellende leidde tot meer aandacht voor kredietbeheer en de noodzaak tot professionaliseren. De han delsbanken beperkten daarop op plaatselijk niveau de bevoegdheden. De Rabobank ver grootte ze juist, waardoor de plaatselijke banken meer verantwoordelijkheid kregen. Lokale ondernemers vonden het prettig. We hebben toen in die sector goede zaken ge daan.' De grens tussen de eigen verantwoorde lijkheid van de plaatselijke banken en de ondersteunende functie van Rabobank Nederland levert al zo lang Van den Broek zich kan heugen een spanningsveld op. De situatie bij de plaatselijke banken speelde in zijn afwegingen een grote rol, ook toen hij directeur was van een plaatselijke bank. Plaatselijke banken moeten zeker niet aan de leiband van Rabobank Nederland lopen. Andersom moet Rabo bank Nederland ook niet voor elke be hoefte een pasklare oplossing maken. 'Ik vind dat, ook al is er organisatiebreed een bepaalde behoefte, je toch nog een afwe ging moet maken. Hoe kan ik in die be hoefte voorzien, wat kost dat lokaal en hoe verhoudt zich dat tot andere dingen die ook moeten gebeuren? Daarnaast moet een directeur, samen met zijn management team, de prioriteiten bepalen. Dan mag er best eens 'nee' worden gezegd. Ik weet dat dat soms moeilijk is en dat het spanningen oplevert, maar het lijkt me de enige weg.' Met het vertrek van Van den Broek is er niemand meer in de Hoofddirectie die praktijkervaring heeft bij een plaatselijke bank. Van den Broek is heel stellig van mening dat daarmee niet de inbreng van de plaatselijke banken verdwijnt. 'De ge decentraliseerde verantwoordelijkheid is één van de typerende en waardevolle ken merken van onze organisatie. Daarvan is iedereen in de Hoofddirectie en de Raad van Beheer sterk doordrongen. Er is zeker geen tendens om te komen tot centralisa tie. Op de tweede plaats is er weliswaar niemand meer in de Hoofddirectie die er varing heeft als directeur bij een plaatse lijke bank, maar in de leiding van het WAB en bij de segmenten zijn er mensen die die ervaring wél hebben.' 'De leden van de Hoofddirectie leggen bovendien vier keer per jaar in de Centrale Kringvergadering tegenover de plaatselijke banken verantwoording af voor het be leid', licht Van den Broek toe. 'Ze leggen dan ook bepaalde voorstellen ter goedkeu ring voor. In de voor- en najaarskringver gaderingen, waarvan elk Hoofddirectielid er vijf of zes bezoekt, wordt in alle open heid en soms behoorlijk fel gediscussieerd over het beleid. Ook de Beleidsvoorberei- dings Commissies en de Technische Com missies die heel regelmatig bijeenkomen zorgen ervoor dat de stem van de plaatse lijke banken uitstekend wordt gehoord. En dat heeft ook weieens nadelen, want je bent minder slagvaardig. Er zijn weieens momenten geweest dat ik jaloers was op mijn collega's van de ABN Amro. Die kun nen op maandag een besluit nemen wat op dinsdag gewoon wordt uitgevoerd. Maar dat is slechts van korte duur. Daarna moe ten zij nog een hele moeilijke motivatieslag maken. Die hebben wij al impliciet in de besluitvorming. Je moet als je in de top bij Rabobank Nederland wil functioneren dienstbaarheid opbrengen en je daarbij voortdurend realiseren dat je in dienst staat van de plaatselijke banken.' Een terrein waarop Van den Broek zijn rijke bestuurlijke ervaring graag inzette was het sociale domein. Binnen de organi satie was hij voorzitter van de werkgevers delegatie van de Caar, waarvan hij vooral de unieke samenwerking tussen werkge vers en werknemers bijzonder toejuicht. Door een wisseling van de wacht werd hij in 1989 voorzitter van de Werkgeversver eniging en als zodanig betrokken bij de CAO-onderhandelingen. 1994 was een spannend jaar waarin de bonden met een heel bijzondere eis kwamen. 'De vier daagse werkweek was een harde eis van de bonden. Van de kant van de werkgevers bestonden hiertegen grote bezwaren. Van die zijde was er een behoefte om flexibeler om te gaan met arbeidstijden afgestemd op de behoeften van de klant. Er is toen afgesproken om studie te doen naar de mogelijkheden van een 36-urige werkweek en een flexibilisering van de arbeidstijden. Ik vond het jammer dat ik door wijziging van aandachtsgebieden binnen de Hoofd directie dat karwei niet heb kunnen afma ken. Medio 1994 nam ik afscheid. In maart 1995 was de nieuwe CAO een feit.' Met veel plezier kijkt Van den Broek terug op zijn loopbaan binnen het WAB. Een minder aantrekkelijke kant van het besturen bij het Werkgebied Aangesloten Banken vond Van den Broek dat het zo lang duurde voordat een besluit definitief werd. 'Het is in bepaalde opzichten wel zorgvuldig, maar soms vind je je eigen in breng niet meer terug in het eindresultaat.' Na veertig jaar enorm veel energie in de Rabobankorganisatie te hebben gestoken is Van den Broek eraan toe om wat meer bij zijn naaste omgeving betrokken te zijn. 'Het was buitengewoon boeiend om te doen, maar het was ook allemaal best veel. Nu verheug ik mij erop meer tijd te kunnen besteden aan andere dingen.' He lemaal los van het besturen komt Van den Broek niet. 'Ik ben voorzitter van de Raad van Toezicht van Thuiszorg Veluwe. Wij zijn in fusiebesprekingen met Thuiszorg Drenthe, Thuiszorg Flevoland en Thuis zorg Noordwest-Overijssel. Op dat gebied is er veel uitdaging en dat zal nog de no dige uurtjes van mij vergen. Maar ik heb nu ook tijd om iets anders te lezen dan no ta's, om te fietsen, te studeren, muziek te maken en al die andere dingen waar je met een drukke baan niet aan toekomt. Ik heb inmiddels twee kleinkinderen waar ik meer aandacht aan wil besteden. Daar is de laatste jaren niet zoveel van gekomen.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1996 | | pagina 5