Bij begeleiding de blijvers niet uit het oog verliezen Dossi er HOEdA z<r O 15 Ui Achteraf bezien is Roy Janssen (40) er alleen maar beter op geworden. Meer salaris, leuker werk en de ontdekking van allerlei onvermoede capaciteiten. Dat alles dankt bij aan het feit dat zijn vorige functie - groepshoofd input op de financiële administratie van de Rabobank Assen - is opgeheven. Allicht was het even schrikken, zegt hij, vooral omdat hij al vijftien jaar hetzelfde werk deed en dan is de vraag: wat nu, moeilijker te beantwoorden. Janssen: 'Toen zich begin '94 Edab aandiende en het duidelijk werd dat mijn type administratief werk zou gaan verdwijnen, heb ik op voorstel van de bank pleit ik niet voor wat wel jobhoppen wordt genoemd - elk jaar naar een andere baan. Dat doet de productie geen goed, staat betrokkenheid bij de plaatselijke ge meenschap in de weg en is ook niet nood zakelijk om bij te blijven. Maar na vijf jaar kan het verstandig zijn eens naar iets anders uit te zien.' 'Een moeilijk onderwerp' noemt Löring de salarismobiliteit, samenhangend met demotie, de tegenhanger van promotie. Tot nu toe speelt het vooral aan het eind van een carrière maar de verwachting is dat ook andere leeftijdscategorieën er meer mee te maken krijgen. Löring: 'Laat ik vooropstellen dat ik de oudere mede werker absoluut niet minder energiek wil noemen, minder opleidingsbereid of min der gekwalificeerd. Het is ook niet zo dat elke oudere medewerker met demotie te maken zal krijgen. Maar het neemt niet weg dat ook hij zich de vraag kan stellen: zit ik nog wel op de goede plek, kan ik niet beter naar een andere functie over stappen die minder inspanning van mij vergt. Hij kan zich de vraag stellen: wil ik die hele ontwikkeling nog wel meemaken, met alle extra energie die daarvoor nodig is? Het kan een heel goede keuze zijn om dan te zeggen: jongens, ik doe een stapje terug, naar een plek met ietsje minder sta tus en ietsje minder geld.' Makkelijk is zo'n stap niet, erkent Löring, en hij re fereert aan be grijpelijke weer standen tegen verlies van sta tus, van geld en van bevredigend werk. Zorgvul digheid van de kant van de werkgever is vol gens hem een eerste vereiste want waar maar op enigerlei wijze een verband wordt ge legd met het lozen van mensen, is demotie een gepasseerd station. Löring: 'Werkge vers maken op dit punt wel vaker fouten. Als een directeur niet voldoet, krijgt hij een goede vertrekregeling en hup, weg. Maar daarmee laat je ook een hoop kennis schieten. Demotie had dan een oplossing kunnen zijn. Meer in het algemeen kun je stellen dat wij als werkgevers ons onvol doende de vraag stellen: wat doen wij met de loopbaan van oudere medewerkers, re serveren wij werk voor hen en zo ja, welk werk is dan ge schikt voor hen? Kijk, vroeger hoefden wij die vragen niet te stellen want al lerlei vut-regelin- gen zorgden ervoor dat zij voortijdig het be drijf verlieten. In feite gingen we toen niet met het probleem om en, nog erger, we loosden zomaar een hoop kerncompetenties. Daar komt nog iets bij. Als gevolg van de ontgroening van de sa menleving zal op den duur een schaarste ontstaan aan hbo-ers en wo-ers. Moet je tegen die achtergrond je oudere medewer kers met al hun diploma's wel laten gaan?' 'Als coöperatie blijft de Rabobank niet alleen lang achter zijn leden staan, maar ook lang achter zijn eigen mensen.' Dat zegt Ad Deenink, arbeidsbemiddelaar en loopbaanadviseur. Maar welke hulp kun je vanuit de organisatie verwachten? Hoe ingrijpend de koerswijziging is waarvoor de Rabobank- organisatie staat, il lustreert Deenik met de volgende cijfers. 'In 1993 had 16 pro cent van onze medewerkers een hbo- diploma, 66 procent een mbo-diploma en de rest lbo, naast een zeer klein percentage wo. Halverwege 1995 zijn de nieuwe func tieprofielen vastgesteld en daarvan bleek 75 procent zich minimaal op hbo-niveau te bevinden. Je ziet meteen de discrepantie tussen het opleidingsniveau van onze medewerkers en de vereisten binnen de nieuwe functieprofielen.' Het management heeft sindsdien de neiging, ook voor func ties op mbo-niveau, zoals cliëntadviseurs, een hbo-diploma te eisen. Deenik: 'Wat zie je Dat de hbo-ers na een jaar zeggen: leuk, die baan als cliënt adviseur, maar ik wil meer. Als je dan als bank niet direct iets te bieden hebt, zijn ze zo vertrokken. Met andere woorden, juist de groep, die je wilt binden, stroomt dan weer snel uit. Het probleem is natuurlijk: neem je mensen aan op functie of op loopbaan? Het beste is een mix te maken, op basis van een per- soneelsplan waarin je gestructureerd in beeld brengt welke en hoeveel functies de bank in de toekomst nodig heeft.' Duide- In de komende vijfjaar zal het aantal mede werkers van de Rabobankorganisatie verder teruglopen. Vooral in de functiegroepen twee, drie en vier verdwijnen veel arbeids plaatsen.Tegelijkertijd zullen veel andere functies van inhoud wijzigen terwijl ook een aantal nieuwe zal ontstaan. Het totaal van dit beeld betekent onzekerheid, in de eerste plaats voor degenen die hun werk dreigen te verliezen. Maar ook de 'blijvers'zullen de nodige veranderingen op zich afzien komen terwijl het management voor de taak staat de veranderingen in goede banen te leiden. lijk is in ieder geval dat in de functiegroe pen twee, drie en vier veel arbeidsplaatsen zullen verdwijnen. Het gaat om ondersteu nende taken in de administratieve sfeer zoals verzekeringsadministratie, bedrijfs voering en geldhandelingenbalie. Deenik: 'In het verleden hebben we daar meao-ers voor aangenomen die ingingen op wat de klant vroeg, aan de balie bijvoorbeeld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1996 | | pagina 19