Inzetbaarheid: Verantwoordelijkheid medewerker én manager O Dossier DOORÉÉN«STROOM 14 den, met een enkele kanttekening. 'Tijdens de periodes dat ik gede tacheerd was, had ik weieens de behoefte aan een telefoontje. Zo van: hoe gaat hetOf om nieuws te horen over de interne vacatures. Was er niks voor mij bij, dat soort zaken. Maar verder ben ik er een stuk wijzer van geworden. Minder gelukkig is Doedens achteraf met het optreden van de bank in Zuidlaren. 'Ik had voortdurend de indruk dat ze niet het achterste van hun tong lieten zien. Dat mijn functie zou verdwijnen, moest ik uit een publikatie van Rabobank Nederland begrijpen. Evenmin had ik het gevoel dat ze hun uiterste best deden mij een andere functie te bezorgen. Als er vacatures waren, werd ik niet eens gepolst. Het maakt je onzeker.' E £e I Ad Löring, hoofd Personeel en Organi satie WAB, vindt mobiliteit een ongeluk kige term en spreekt liever van inzetbaar heid. 'Dat woord zegt veel meer, raakt de medewerkers waar mobiliteit iets ano niems heeft. Waar gaat het bij inzetbaar heid nu om? Dat je je als werknemer voortdurend afvraagt: hoe ontwikkelt zich de arbeidsmarkt en wat betekent dat voor mij? Anders geformuleerd: stel dat mijn huidige werk niet meer nodig is, wie wachten er dan op mij en mijn kerncom petenties? Als het antwoord is; niemand of bijna niemand, dan heb je een inzetbaar heidsprobleem. Of, zö uwnt, een mobili teitsprobleem.' Daarmee wil Löring overigens niet zeg gen dat de werkgever geen verantwoorde lijkheid draagt voor de inzetbaarheid van zijn medewerkers. Om bij het voorbeeld in het kader te blijven, natuurlijk had het echtpaar eerder maatregelen moeten tref fen, eerder naar een andere baan moeten uitzien of extra scholing moeten volgen. Tegelijkertijd had de advocaat op de risi co's van zijn bedrijfsvoering moeten wij zen en de twee hoe dan ook moeten hel pen hun inzetbaarheid te vergroten. Maar, anders dan in het verleden, ligt nu veel meer verantwoordelijkheid bij de mede werker. Löring: 'Als vroeger je functie ver viel, kon je achteroverleunen en zeggen: werkgever, u hebt een probleem. Dat is nu niet meer denkbaar. Je moet pro-actief met jezelf bezig zijn en af en toe de vraag stel len: wat is mijn positie op de arbeids markt, wat moet ilc doen om aan de bak te blijven? Van de werkgever mag worden verwacht dat hij voor zijn medewerkers de mogelijkheden schept de inzetbaarheid op peil te houden of te verbeteren.' Een goede communicatie over de ont wikkeling van het bedrijf is daarbij een eerste vereiste, vertelt Loring. 'Het perso neel moet weten wat er met het bedrijf ge beurt. Alleen zo kunnen medewerkers zich tijdig instellen op de veranderende om standigheden. Informeer ze over de oplei- dings- en trainingsmogelijkheden, over de loopbaanprogramma's, die er zijn.' Met behulp van deze programma's kunnen me dewerkers een inzetbaarheidsanalyse doen, met antwoord op vragen als: wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik. De werkgever heeft volgens Löring echter nog een tweede verant- (f woordelijkheid en xs die ligt wel degelijk op het terrein van de werkgelegenheid. 'Voor alle helderheid, als het bedrijfseco nomisch niet langer kan, moet je arbeids plaatsen schrappen. Om met de Engelsen te spreken, het heeft geen zin op elektri sche treinen, stokers te handhaven. Aan de andere kant hebben wij als bedrijf ook een verantwoordelijkheid naar onze medewer kers toe. En als de invoering van een 36- urige werkweek of het scheppen van meer deeltijdbanen kan voorkómen dat een aan tal mensen buiten de boot valt, doen wij dat. Verder kun je als werkgever bepaalde ontwikkelingen soms temporiseren.' Het verhogen van de inzetbaarheid is niet alleen in het belang van de werkne mers, maar zeker ook in het belang van de bank. Löring: 'Met flexibele, goed inzet bare medewerkers is het voor de bank makkelijker in te spelen op de ontwikke lingen. Mede door de sterke concurrentie gaan die enorm snel, binnen de hele ban caire sector en bij de Rabobankorganisatie in het bijzonder.' Kennis, scholing, gedrag en persoonlijkheid bepalen het niveau van iemands inzetbaarheid. Voor het verhogen van dat niveau is de bereidheid een oplei ding te volgen van groot belang. Löring: 'Het is een trend die je op de hele arbeids markt terugvindt. Continu scholen, daar gaat het om, met natuurlijk de vraag: in welke richting? Er is steeds minder be hoefte aan lbo-ers en steeds meer aan hoger opgeleiden. Maar het is ook weer niet zo simpel dat je kunt zeggen: 'Ik volg de Meao en dan zit ik wel goed.' Nee, je moet je afvragen welke richting binnen de Meao bij je past en in welke richting zich de markt ontwikkelt. Bij dat soort vragen kan juist de loopbaanadviseur een nuttige rol spelen.' Binnen de Rabobankorganisatie is een flink tekort aan cliëntadviseurs, hypotheek adviseurs, financieel adviseurs en commer ciële managers. Daartegenover staat een sterke afname aan back-office activiteiten in de sfeer van de administratieve verwer king - het accent verschuift steeds meer in de commerciële richting. Löring: 'Inspe lend op dit soort gegevens kunnen mede werker en werkgever samen tot een oplei dingsplan komen waardoor de medewerker straks op meer terreinen in zetbaar zal zijn. Met een mooi woord heet dat functio- nele mobiliteit.' Soms loopt deze functionele mobiliteit stuk op het ontbre ken van weer een andere vorm van mobili teit, de geografische. Löring: 'Het komt voor dat mensen een mooie functie laten schieten omdat ze dan moeten verhuizen. Vanzelfsprekend beperk je daarmee je in zetbaarheid, met alle risico's van dien. Ook bij directeuren kom je het tegen en meer in het algemeen heb ik de indruk dat de geografische mobiliteit bij medewerkers van lokale banken tamelijk beperkt is. Nu Alle theorieën over mobiliteit kunnen op het volgende waar gebeurde verhaal wor den losgelaten. Er was eens een echtpaar dat de administratie van een advocaat ver zorgde. Al jaren. Man en vrouw hadden dus tijd genoeg gehad zich te realiseren dat hun werkgever nu toch wel heel oud werd, dat het geen kwaad kon eens uit te zien naar een andere baan. Maar wat gebeurt er? Op een goede dag - de advocaat was inmiddels de tachtig gepasseerd - bleek hij het kantoor om financiële redenen te heb ben verkocht en of mijnheer en mevrouw maar weg wilden gaan. Niets meer aan te doen en dus stond het echtpaar, met vier opgroeiende kinderen, binnen een paar maanden op straat.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1996 | | pagina 14