'Een bank moet groot genoeg zijn, maar niet groter dan nodig' 'S üabo band Elke Rabobank heeft een geografisch bepaald werkterrein, het statutaire werkgebied. De grenzen daarvan zijn zo'n zestig, zeven tig jaar geleden vastgesteld, veelal op basis van parochie- of ge meentegrenzen. Sindsdien is er veel veranderd. Het onderwerp werkgebied en bankomvang komt de laatste tijd steeds vaker aan de orde in de organisatie. Op 11 september discussierde de Cen trale Kringvergadering erover. Nummer 18/23 september 1991 inds de tweede helft van de jaren tachtig worden de plaatselijke banken steeds nadrukkelijker ge confronteerd met belangrijke veranderingen in hun omgeving.' Aan het woord is drs. Fer- na Botter, hoofd Strategie Bedrijfsvoering AB. Zij is de auteur van de nota 'Werkgebie den en bankomvang', die op 11 september in de Centrale Kringvergadering werd be sproken. De nota werd daar goed ontvan gen en gaat voor verdere behandeling naar de najaarskringvergaderingen. Hoge eisen 'Bedrijven en particulieren stellen steeds hogere eisen', aldus Botter. 'Men krijgt andere bancaire behoeften en verwacht daar voor terecht te kunnen bij een moderne bank. Bedrijfs- cliënten gaan steeds pro fessioneler werken, hebben hele andere financiële eisen en wensen. Ze verwachten dat hun bank een gelijkwaar dige gesprekspartner is. Daarnaast is sprake van een steeds sterkere rol van de technologie en een toene mende concurrentie. Geen enkele bank kan de ogen sluiten voor deze ontwikke lingen. Dat heeft er toe ge leid, dat de onderwerpen werkgebied en bankomvang, die vroeger erg gevoelig la gen, in de organisatie onder werp van gesprek werden. Eén van de eerste keren dat het aan de orde kwam, was tijdens de managementconferenties in 1987. Vooral onder de kleine banken ont stond onrust. Men realiseerde zich: Als ik deze ontwikkelingen vertaal naar mijn bank, dan moet ik toch meer in huis hebben dan we nu kunnen bieden.' Knelpunten Het onderwerp was be spreekbaar geworden en de kleinere ban ken vroegen Rabobank Nederland om hulp. Botter: 'Het proces van heroriëntatie op werkgebied en bankomvang moet bij de banken zelf gebeuren. Rabobank Nederland begeleidt dit proces. Zo geven we de ban ken kaders, maar gaan niet op hun stoel zit ten. Een en ander leidde in 1989 tot de nota 'Omvang plaatselijke bank'. Daarin werd een checklist aangereikt van knelpun ten, waarmee met name kleine banken te maken kunnen krijgen. De boodschap was: Wees alert op die knelpunten. Ook hebben we een aantal oplossingsrichtingen aange geven. Eén daarvan is een fusie, om het structurele probleem van het kleine werkge bied op een goede manier op te lossen. Je creëert dan een nieuw, groter werkgebied, dat een bredere basis biedt voor een nieu we bank.' Nieuwe vragen De banken waren blij met de nota 'Omvang plaatselijke bank'. Bestuurders verzuchtten soms: Eindelijk is verwoord wat we intuïtief altijd al voelden. Veel knelpunten houden verband met ons te De Centrale Kringvergadering discussieerde over werkgebieden en bankomvang. kleine werkgebied en de te kleine bankom vang. Dat was het begin. De vragen van de banken werden steeds concreter. Men wil de weten waar de ondergrens van een bank ligt. Hoeveel medewerkers een bank nodig heeft om volgens de eisen van de tijd te kunnen functioneren. Tegelijkertijd begon de fusiegolf te rollen. Geschikte partner Veel banken wilden fuseren. Maar wat is een geschikte fusie partner? Wat is de wenselijke grootte en samenstelling van het nieuwe werkgebied? De nieuwe vragen bleken heel complex te zijn. De banken wilden meer houvast heb ben. Vorig jaar kwam de materie aan de orde op de managemementconferenties en de themaconferenties bestuurders. Eén en ander kristalliseerde steeds verder uit en resulteerde in de nota 'Werkgebieden en bankomvang'. Botter: 'Daarin bieden we een referentiekader voor de oordeelsvor ming door bestuurders en directie. We ko men dus niet met een kant en klare blauw druk. Het is een hulpmiddel om het eigen denken te richten. Zo helpt de nota bij het beantwoorden van vragen als: Is ons huidi ge werkgebied niet te klein? Of in het geval van fusie: Welke collegabank zou het beste bij ons passen?' Drie invalshoeken 'Als je wilt weten wat voor een plaatselijke bank de gewenste grootte is, zijn er drie invalshoeken te on derscheiden', stelt Botter. 'De plaatselijke Rabobank is een coöperatieve vereniging en moet als zodanig goed functioneren. Tegelijkertijd is de bank ook een onderne ming met een eigen balans en resultatenre kening en haar functioneren moet ook van uit deze invalshoek bevredigend zijn. Boven dien is de bank een financiële dienstverle ner, die te midden van de concurrentie de zorg heeft voor een goede marktpositie. Bij de gedachtenvorming over het werkgebied en de gewenste omvang van de afzonderlij ke bank, mag geen van deze drie invalshoe ken worden genegeerd.' Ontwikkeling streek Botter: 'Het func tioneren van de bank kan niet los worden gezien van de economische en ruimtelijke ontwikkelingen in de desbetreffende streek. Het is heel belangrijk een toekomstplaatje van de streek te hebben. Er zijn gebieden waar alles redelijk stabiel blijft en er ont staan centra van economische vernieuwing. Deze gebieden stellen verschillende eisen aan het functioneren van een bank.' Algemeen basisniveau 'Er is een aantal zaken te definiëren die iedere mo derne Rabobank in huis moet hebben', vindt Botter. 'Wij noemen dat het alge meen basisniveau. Het is een geheel van commercië le en interne kwaliteitsei sen. Hiermee kunnen de 'gemiddelde agrariër', het kleinbedrijf in de sector Handel, Industrie en Dienst- I verlening en de particulier op voldoende niveau wor- den geholpen. Banken in centra van economische vernieuwing moeten daar boven een stuk extra spe cialisatie hebben.' De nota ligt er. Het initiatief is nu aan de banken. Botter: 'We hopen, dat banken in de toekomst nog evenwichtiger en zorgvul diger nadenken over werkgebieden en bank omvang dan tot nu toe. En, dat als een fu sie noodzakelijk blijkt omdat een bank niet meer bevredigend in haar omgeving kan functioneren, men met de grootst mogelijke zorgvuldigheid nieuwe combinaties gaat vormen. Kijk dan naar wat er in economisch en ruimtelijk opzicht gaat gebeuren en pro beer een werkgebied te componeren dat vanuit de drie invalshoeken gezien zo goed mogelijk in evenwicht is. We hopen dat dat zal leiden tot een beweging bij de banken naar banken die groot genoeg zijn om leden en cliënten goed te kunnen bedienen, maar niet groter dan nodig.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1991 | | pagina 7