Pensioenreglement 1989 in werking Over het nieuwe pensioenreglement is al veel geschreven. In dit artikel gaan we in op de betekenis van deze vernieuwing voor onze organisatie en de invloed die dit reglement zou kunnen heb ben op het denken over pensioenen in Nederland. Sociale ontwikkelingen en trends De buitenwereld heeft soms nogal kritisch, dan weer enthousiast op ons nieuwe reglement gereageerd. Kritisch was vooral de vakbeweging, die het verlaten van een eindloonsysteem als een stap terug in de tijd beschouwt. Hierbij wordt vaak vergeten dat het terugkeren naar het oude opbouwsysteem, dat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog nog veel voorkwam, niet aan de orde is. Het kardi nale verschil met de opbouwstelsels uit het verleden is, dat de opgebouwde aan spraken in ons systeem hun waarde blij ven behouden. Deze aanspraken worden immers voortdurend aan de hand van de algemene loonontwikkelingen aangepast. De grote verandering in het nieuwe pensioenreglement is, dat ten opzichte van een eindloonstelsel, de individuele salaris verhogingen uitsluitend gevolgen hebben voor de toekomst. Daarnaast mag niet worden vergeten, dat afstappen van het eindloonsysteem slechts zinvol is voor de ondernemingen waar veel verschillende dienstverbanden en wisselende carrières voorkomen. Hierdoor is het laatstgenoten loon niet altijd het hoogste loon en dit ge geven belemmert de goede werking van het eindloonstelstel. In ondernemingen waar veel werknemers zijn, die volgens een vast arbeidspatroon werken, zal een eindloonsysteem ook op dit moment nog een voor de hand liggend pensioen systeem zijn. Opbouwsysteem Toch zijn er ook nog andere ontwikkelingen, die los van boven staande overwegingen, meer pleiten voor het hanteren van een opbouwsysteem. Mo menteel zijn in de meeste grote onderne mingen discussies aan de gang over een doelmatig gebruik van de factor arbeid, ook wel het personeelsontwikkelingsbeleid genoemd. Dit beleid is er op gericht de fac tor arbeid, afhankelijk van ieders talenten en mogelijkheden, zoveel mogelijk te be nutten. Hierbij valt ook een wat scherpere rijstijl te onderkennen: er moet gewerkt worden, en wie dat met inzet doet kan een hiermee overeenstemmende beloning ver wachten. De roep om prestatiebeloning is in een eindloonstelsel moeilijk te realise ren, tenzij men de prestatiebeloning als zo danig buiten de pensioengrondslag houdt. Dat is ook in een pensioensysteem dat op verzorging is gebaseerd - en dat is een eindloonsysteem - niet erg logisch. Er is nog een tweede reden voor een herbezinning. Het zoveel mogelijk benutten van capaciteiten van medewerkers bete kent, dat veel meer functiewisselingen in de onderneming mogelijk moeten zijn, dan tot op heden het geval is. In een opbouw systeem zijn deze veranderingen voor het pensioen veel gemakkelijker en geleidelij ker door te voeren. Het pensioen wordt nu eenmaal van jaar tot jaar opgebouwd. Deze twee voorbeelden illustreren, dat een opbouwsysteem goed aansluit op de filo sofie van het zo goed mogelijk gebruik ma ken van de kwaliteiten van medewerkers. Verwacht wordt, dat er de komende jaren verschillende ondernemingen in Nederland zullen zijn, die het eindloonstelsel zullen verlaten en over zullen schakelen op een opbouwsysteem. Interne reacties Het nieuwe regle ment heeft intern geleid tot twee steeds terugkerende vragen. Het nieuwe pen sioenreglement geeft alle nieuwe mede werkers, die na 1 januari 1989 in dienst treden, een lager ouderdomspensioen dan de huidige deelnemers op grond van een voor hen geldend voorgaand pensi oenreglement. Door deze achteruitgang vroegen sommigen zich af of de Rabo- bankorganisatie nog wel voldoende ge kwalificeerd personeel op de arbeids markt kan aantrekken. Hiernaast stelde men de vraag of het uit een oogpunt van een evenwichtig sociaal beleid wel zo ver standig was om gedurende een zeer lan ge tijd uiteenlopende pensioenaanspra ken te hanteren. Het nieuwe pensioenreglement geeft iedere medewerker die in de Rabobank- organisatie een normale, dat wil zeggen een geleidelijke, carrière doormaakt na 40 dienstjaren aanspraak op een ouderdoms pensioen, dat tussen de 70 en de 80% van zijn laatstverdiende salaris uitkomt. Dit resultaat kan zonder meer worden ver geleken met de pensioenuitkomsten bij an dere grote banken en verzekeraars. Wan neer een medewerker op latere leeftijd een 'steile' carrière doormaakt, zal de pen sioenuitkomst, uitgedrukt in een percen tage van het laatstgenoten loon, lager zijn. Deze categorie 'laatbloeiers' zal echter per definitie zeer beperkt zijn. Het nieuwe pensioenreglement is een uitstekende regeling, die als totaalpakket medewerkers prima pensioenvoorzieningen biedt. Tweedeling De tweedeling in pen- sioenvoorwaarden is een onderdeel van de vraag of er voor onze medewerkers ver schillende arbeidsvoorwaarden mogen wor den gehanteerd. Wanneer zittende mede werkers van veranderingen geen nadeel mogen ondervinden, is een tweedeling on vermijdelijk indien blijkt dat de arbeidsvoor waarde ver uitgaat boven datgene wat in de markt gebruikelijk is. Dat was in het Pensioenreglement 1978 namelijk het ge val. Door slechts uit te gaan van een AOW- aftrekbedrag van f 11.190,-, komt het pen sioeninkomen na 40 dienstjaren in de la gere inkomensgroepen uit boven de 80% van het laatstverdiende inkomen. De over heid betaalt in werkelijkheid aan een echt paar f 20.000,- en aan een ongehuwde f 14.000,- aan AOW. Dat is, tesamen met een aantal andere wettelijke en maat schappelijke ontwikkelingen, reden ge weest om een geheel nieuw reglement te ontwerpen. Door het respecteren van de rechten van de zittende deelnemers ont stond de niet te vermijden tweedeling. Met dit nieuwe reglement is een eerste stap gezet op de lange weg van essentiële veranderingen op pensioengebied. De ko mende jaren zullen in het teken staan van een verdergaande individualisering, waar door een werknemer zijn pensioenvoorzie ning beter kan afstemmen op zijn individu ele situatie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1989 | | pagina 17