Rabo band Caar staat achter nota positie vrouw Nummer 10/21 juli 1989 bankieren. Omdat commerciële mensen andere toepassingen beschikbaar krijgen, zullen ze in staat zijn veel van het onder steunende werk direct zelf uit te voeren. Het hoeft dan niet bij anderen te worden neergelegd. Dat betekent integratie bij één persoon. De trend zal zijn, dat de onder steuning zal gaan teruglopen. Een andere trend is de hogere kwaliteit van de dienst verlening, die uit concurrentie-overwegin- gen noodzakelijk is. Van de mensen zal dat een grotere kennis en een hogere kwaliteit vereisen. Besparingen? Wat zijn de consequen ties van de meer efficiënt manier van wer ken? Tolsma: 'De mate en de omvang zijn afhankelijk van wat iedere bank er zelf mee gaat doen, welke toepassingen een bank invoert en de wijze waarop de plaat selijke bank dat organiseert.' Voor de hele organisatie kan hij daarover weinig zinvols zeggen. Hij verwacht wel, dat bij een toe nemende bedrijvigheid, het effect van de besparingen geneutraliseerd kan worden. Dat gebeurde ook in de periode waarin KTS-KIK werd ingevoerd. Er kwamen echter wel interne verschuivingen. Aandacht sociale aspecten 'De nota, die door Tolsma werd toegelicht, is door een technocraat geschreven', luidde de eerste reactie van de werknemers-delega tie van de Caar. 'Het lijkt erop, dat in de nota alle aandacht is gericht op de tech niek en op het financiële deel van de zaak. Het sociaal organisatorische deel is erin onderbelicht.' De werknemersdelegatie van de Caar wil daarom met deskundige vertegenwoordigers aanwezig zijn in de stuurgroep, die de invoering van de nieuwe systemen begeleid. 'Anders dan bij de in voering van KTS-KIK komen er nu toepas singen, die de plaats van de transactie el ders brengen', luidde een andere reactie 'Door de geldautomaten daalt het aantal transacties aan de balie. Nu zouden er wel eens mensen slachtoffer kunnen worden van deze nieuwe technologieën. Wat gaan we doen als er die consequenties ont staan?', vroegen de werknemers in de Caar zich af. 'Het moet mogelijk zijn daar voor een leidraad ten behoeve van de ban ken te hebben.' Toezegging Voorzitter van de Caar, Ba ron van Verschuer, vindt het belangrijk dat het sociaal-organisatorische deel van het informatiseringsbeleid niet achteraan hob belt. Het moet er een integraal onderdeel van zijn. De Caar zal daarom regelmatig geïnformeerd worden over de ontwikkelin gen. Dat werd nog eens onderstreept door C. Voogt hoofd van de Centrale Dienst Per soneel. 'Het personeelsontwikkelingsbe leid is erop gericht tijdig te signaleren of er behoefte is aan kwaliteit en kwantiteit. Dat moet decentraal gebeuren. Wij willen be vorderen, dat er aandacht wordt besteed aan personeelsplanning als afgeleide van de beleidsplanning. Daar horen informatica en automatisering bij. Dat moet elk jaar gebeuren, opdat men tijdig kan zien hoe het ervoor staat met de personele situatie. Dan krijg je zicht op de aspecten van door stroming. Ook bij de voorgenomen mana gementconferenties zal dat een heel belangrijk onderdeel worden.' Toekomst banken Het informatiserings plan heeft volgens de werknemersdelega tie in de Caar alles te maken met het voortbestaan van de aangesloten banken: 'Als er niets gedaan wordt aan kwaliteit, zijn banken gedoemd te verdwijnen.' Er is inderdaad een spanningsveld tussen grote en kleine banken, maar aldus Tolsma: 'De structuur van de organisatie moet niet ver anderd worden door de techniek. We zou den dan in technieken een oplossing moe ten zoeken.' Onduidelijkheid bestond er aan werknemerskant over het bedrag, dat wordt geïnvesteerd voor de uitvoering van het informatiseringsbeleid. Er zijn bedra gen genoemd van f 600 en van f 750 mil joen. Het is nog niet duidelijk wat het wer kelijke bedrag zal worden. Tolsma: 'De hui dige bedragen zijn een schatting van wat er tot ongeveer 1996 zal worden uitgege ven, uitgaande van het prijspeil van nu. De f 600 miljoen is een bedrag voor de appa ratuur.' Vangnet Hoe zit het met het tempo van de kwaliteitsopbouw in de toekomst en welke consequenties heeft dat voor de medewerkers? Is er een vangnet voor mensen die achterblijven? Op die vragen van de werknemers antwoordde Voogt, dat de komende vijf tot tien jaar steeds geïn ventariseerd moet worden hoe de demo grafische opbouw van de bevolking van de organisatie eruit ziet. Er is minder behoef te aan instroom van een lager niveau, om- Een aantal regionale Caar-commissies heeft de Centrale Dienst Personeel uitgenodigd een pré-advies uit te brengen over de po sitie van de vrouw in de organisatie. Dat pré-advies heeft ertoe geleid, dat er nade re voorstellen zijn uitgewerkt, die betrek king hebben op het verbeteren van de po sitie van de vrouw in de organisatie. De Caar sprak over die voorstellen en het achterliggende beleid. Een redactiefoutje in de nota, die tijdens de vergadering op tafel lag, maakte al snel de mening van de werkgeversdelegatie duide lijk. 'Vrouwen zouden, op basis van ge schiktheid, in aanmerking kunnen komen voor functies op alle niveaus', stond er. Dat moet zijn 'moeten in aanmerking komen', vonden de werkgeversvertegenwoordigers. De werknemers hebben ook een positief ge voel over het stuk. Maar leden van de werk nemersdelegatie vinden het jammer, dat het beleid niet ingegeven blijkt te zijn vanuit een emancipatiegedachte, maar eerder vanuit bedrijfseconomische en bedrijfsorganisatori sche uitgangspunten. 'Het moet echter niet het bedrijfsbeleid zijn om emancipatie als zodanig te heb ben', luidde het antwoord namens de Cen trale Dienst Personeel. 'Binnen de maat schappelijke ontwikkelingen moet de organisatie bereid zijn, zich in te spannen om die gelijkheid ook actief toe te passen en niet passief volgen wat er in de maat schappij gebeurt. Er moet een plan zijn waarin een richting wordt aangegeven, die ook door de totale organisatie wordt onder schreven. Het is niet voldoende om op te schrijven wat de gewenste actie moet zijn. Dat leidt niet tot succes. Er is een mentali- teits-ombuiging nodig bij het management in de hele organisatie.' dat er relatief veel mensen met een groot aantal dienstjaren en een lagere opleiding bij de organisatie werkzaam zijn. De vraag is, welk deel overcompleet zou kunnen ra ken door de technische ontwikkeling en wie er in een opleidingstraject zal kunnen komen, waardoor die werknemer op een andere plaats kan worden ingezet. 'Het zal echter niet altijd precies passen. Dat zal soms grote inspanning kosten', aldus Voogt. 'Veranderingen zullen daarbij niet al tijd promotie betekenen. Wij moeten in de toekomst een veel flexibeler beleid voeren. Ook zullen wij de verplichting op ons moe ten nemen om vacatures centraal aan te melden en vanuit dat beschikbare reser voir werknemers te betrekken. Dat vereist van de mensen een grotere geografische mobiliteit.' Voorlichting In 1988 zijn er voorlich tingsbijeenkomsten georganiseerd voor directeuren en hoofden BTZ en voor de bestuurscolleges. De werknemersdelega tie pleit ervoor deze ook te organiseren voor hoofden bedrijven en particulieren om zoveel mogelijk mensen op de hoogte te brengen. Daar is over gedacht. Er zijn plannen voor een video en leesbare nota's gericht op de verschillende doel groepen. In de augustus-vergadering van de Caar ko men de arbeidsvoorwaarden rond de GEA- beschikbaarheidsdiensten in de avonduren en in de weekends aan de orde. Uit een notitie aan de Caar blijkt dat een baliecur sus niet gezien kan worden als een werkin structie. Er is namelijk sprake van een we derzijds belang voor de werknemer en de bank. De daaraan te besteden tijd zal voor 50% in werktijd en voor 50% in roostervrije tijd zijn gelegen, met dien verstande dat per werknemer en per jaar één opleidingsdag in werktijd zal vallen. Als er per werknemer zes of meer opleidingsdagen worden bereikt, zullen steeds twee opleidingsdagen in werk tijd vallen. De interne arbeidsmarkt van de Rabobankorganisatie zal onderwerp van gesprek zijn in de vergadering van de Caar op 30 augustus. Sociale Ontwikkelingen en Trends, die onlangs zijn gepubliceerd als extra editie van Raboband, is door de Caar positief ontvangen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1989 | | pagina 11