De CAAR vergaderde: een samenvattend verslag Rabo band De Centrale Adviesraad Arbeidsaangelegenheden Rabobankorga- nisatie, de CAAR, vergaderde op 26 oktober. Op de agenda ston den onderwerpen als het nieuwe pensioenreglement, de reduc tieregeling verzekeringen en de evaluatie van de prestatiebeoor deling. Over deze en andere onderwerpen informeren wij u op deze pagina's. Nieuw Pensioenreglement Spaarloonregeling Bijdrageregeling ziektekosten verzekering Nummer 16/25 november 1988 f\ipiAiAiB Verwezen werd naar recente perspublikaties, waarin de Unie BLHP bezwaar maakt tegen een aantal onderdelen van het nieu we Pensioenreglement. Eén van die bezwa ren betreft het invoeren van een opbouw systeem, waarbij toekomstige medewer kers- een lager pensioenrecht kunnen op bouwen dan in de huidige regeling. Inmid dels is hierover ook een artikel gepubli ceerd in het vakbondsorgaan. Bovendien vermelden de publikaties enige feitelijke onjuistheden. Binnenkort zai een gesprek hierover met vertegenwoordigers van de Unie plaatsvinden. Met betrekking tot de in gang zijnde goedkeuringsprocedure voor het nieuwe Pensioenreglement werd opgemerkt dat enkele aangesloten banken niet altijd de juiste informatie ter verwerking in de sala risadministratie doorgeven. Hierdoor heeft een aantal medewerkers, die in een tijde lijk dienstverband zijn aangesteld, en van wie het contract later is omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd, het pensioenreglement niet ter goedkeuring ontvangen. Gevraagd werd, dit in voorko mende gevallen zo spoedig mogelijk te cor rigeren en in overleg met de banken de in de salarisadministratie vastgelegde gege vens te controleren. J%iem/si In herinnering werd gebracht dat de CAAR in zijn vorige vergadering had kennisgeno men van de bezwaren van de Hoofddirectie en de Raad van Beheer tegen het invoeren van een spaarloonregeling in de Rabobank- organisatie. De argumenten van de Werk nemersdelegatie om toch zo'n regeling in te voeren zouden ter kennis worden ge bracht van de Hoofddirectie en de Raad van Beheer. De beide colleges hebben toch gemeend geen spaarloonregeling in de Rabobankorganisatie te moeten invoe ren. Dit hebben zij in een brief aan de CAAR kenbaar gemaakt. J\jc/AiêS/ De CAAR behandelde een no- titie, waarin werd voorgesteld de werkgeversbijdrage in de premie voor de ziektekostenverzekering aan te passen. Naar aanleiding hiervan werd toegelicht, dat de werkgeversbijdragerege ling oorspronkelijk in het leven is geroepen om de vrijwillig verzekerden een tegemoet koming te geven in de indertijd in vergelij king met de ziekenfondspremie hoge pre mie voor de vrijwillige ziektekostenverzeke ring. Het door het vrijwillig verzekerde perso neelslid te betalen bedrag voor de ziektekostenverzekering heeft in de loop der jaren een aanmerkelijk gunstiger verloop te zien gegeven dan het deel van de zieken fondspremie dat door verplicht verzekerden is verschuldigd. Het is voor medewerkers thans vrijwel steeds aanmerkelijk gunstiger om vrijwillig verzekerd te zijn. De overgang van de verplichte verzekering naar de vrijwil lige verzekering levert veelal een aanmerke lijke inkomensverbetering op. Voorts leidt de systematiek van de hui dige bijdrageregeling tot een aantal onge wenste effecten. Door de koppeling van de bijdrage aan de ziekenfondspremie bete kent een premieverhoging voor verplicht verzekerden een lastenverlichting voor vrij willig verzekerden. Het omgekeerde kan zich overigens ook voordoen. Ook krijgen bijvoorbeeld ongehuwden voor alle verze kerde klassen tot en met 2A en gehuwden zonder kinderen voor klasse 3 de premie volledig vergoed. Vervolgens is in de nieuwe CAO voor het Bankbedrijf overeengekomen, dat de werkgeversbijdrage 50% van de premie in de laagste klasse bedraagt. Dit is een standaardbepaling waaraan de deelne mers aan de CAO zich dienen te houden. Ten slotte is relevant dat de plannen van het Kabinet inzake de structuur en de financiering van de gezondheidszorg in de periode tot het tijdstip van realisering van deze plannen bij een ongewijzigde voortzet ting van de huidige regeling leiden tot een lastenverzwaring voor de werkgever. Voor gesteld werd de bijdrageregeling met inachtneming van een afbouwperiode van 9 jaren op het CAO-niveau te brengen. Ook is in het voorstel vervat dat de premie voor de verzekering tegen de kosten van de huisarts en van alternatieve geneeswijzen voor een werkgeversbijdrage in aanmerking komt. Aan de toelichting werd nog toege voegd, dat de voorgestelde aanpassing van de regeling direct voortvloeit uit de desbetreffende CAO-bepaling. Dit betekent dat de CAAR geen formele adviesbevoegd heid heeft, maar wordt verzocht zijn oor deel hierover uit te spreken. Van de zijde van de Werkgeversdelega tie werd onderkend, dat aanpassing van de regeling directe inkomensconsequen ties heeft voor de medewerkers. Ander zijds heeft de Werkgeversdelegatie overwo gen, dat het juist wordt geacht dat een in de loop der jaren scheef gegroeide verhou ding wordt rechtgetrokken. Daarom heeft de Werkgeversdelegatie geen bezwaren te gen het doorvoeren van de voorgestelde aanpassing van de regeling. Wel werd een kanttekening gemaakt bij het voorstel om ook medewerkers, die thans nog verplicht verzekerd zijn, maar die binnen de termijn van 9 jaren zullen overgaan naar de vrijwil lige verzekering, voor een afbouwperiode in aanmerking te laten komen. De Werknemersdelegatie bracht haar ongenoegen over het voorstel tot uitdruk king. Gesteld werd dat de Rabobankorgani satie over een goede regeling beschikt. Bij de aangesloten banken zijn geen geluiden waargenomen die erop duiden, dat de ver plicht verzekerde medewerkers bezwaren zouden hebben tegen de bijdrageregeling voor de vrijwillig verzekerden. Gesteld werd dat het overgrote deel van de verzekerden deel uit maakt van gezinnen met meerdere kinderen. Voor deze categorie geldt de ge noemde discrepantie tussen de lasten voor verplicht en vrijwillig verzekerden min der sterk. Vervolgens werd opgemerkt, dat bij de voorgestelde herziening alleen het premie niveau in de beschouwing is betrokken. Een pakketvergelijking lijkt ook nuttig om dat de vrijwillige verzekering op onderdelen minder biedt dan de ziekenfondsverzeke ring. Het argument van de noodzaak om aan de CAO-bepalingen te voldoen werd niet doorslaggevend geacht omdat mag worden verwacht dat de bij de CAO betrok ken partijen desgevraagd hiervoor dispen satie zullen willen verlenen. Voor wat betreft de lastenverzwaring voor de werkgever werd gesteld, dat deze binnen de context van de huidige rentabili teit in de organisatie aanvaardbaar zou kunnen worden geacht. De Werknemersde legatie had derhalve bezwaren tegen het afbouwen van de regeling, maar zou even tueel kunnen instemmen met een beperk te bijstelling hiervan. Ook wilde de Werkne mersdelegatie overleggen met de werkne mersvertegenwoordigers in het CAO-over- leg over de achtergronden van de totstand koming van de CAO-bepaling over de maxi male werkgeversbijdrage van 50% van de premie in de laagste verzekeringsklasse. Van de zijde van Rabobank Nederland werd in reactie op de opmerking van werk geverszijde over de overgangsbepaling op gemerkt, dat ervan is uitgegaan dat ook in dienst zijnde medewerkers, die thans nog verplicht verzekerd zijn, zich voor de toe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1988 | | pagina 10