CAAR adviseert positief over uitgangspunten pensioen reglement band Nummer 6/28 april 1988 CAO voor het bankbedrijf Van de zijde van Rabobank Neder land werd in grote lijnen ingegaan op de hoofdlijnen van het onder handelingsresultaat over de CAO voor het bankbedrijf. Deze hoofdlijnen, alsmede de wijze van toepassing voor de Rabobankor- ganisatie, zijn inmiddels in een circulaire aan de aangesloten banken bekendge maakt. De gegeven toelichting leidde tot enige vragen en opmerkingen van de zijde van de CAAR. Desgevraagd werd toegelicht dat het begrip 'nabestaanden' binnen het raam van het verrichten van de uitkering na het overlijden van een medewerker, zeer ruim wordt geïnterpreteerd en niet wordt beperkt tot de echtgenoot of de echtgenote. Naar aanleiding van de bepalingen over de VUT werd op een desbetreffende vraag geantwoord dat in de CAO voor diegenen, die voor de VUT in aanmerking komen, ge boortejaren worden genoemd. Er bestaat bezwaar tegen het vermelden van leeftijds jaren omdat dit ten onrechte de indruk zou kunnen wekken dat de VUT een structureel karakter heeft. Bovendien blijven tijdens een periode, waarin geen CAO van toepas sing is, de CAO-bepalingen van kracht in de individuele arbeidsverhoudingen. Dit zou betekenen dat de VUT-voorzieningen onbedoeld geldingskracht zouden blijven houden. Vervolgens werd toegelicht dat in de nieuwe CAO minimumbepalingen, stan daardbepalingen en raamwerkbepalingen worden onderscheiden. Een minimumbepa ling moet worden gezien als een norm. Van een standaardbepaling mag een werkgever niet afwijken. Een bepaling met een raam werkkarakter geeft de mogelijkheid om bin nen gestelde marges arbeidsvoorwaarden af te stemmen op het eigen karakter van het bedrijf. Omdat in de nieuwe CAO de be palingen met betrekking tot het gebruik van arbeidsduurverkorting voor opleidingen een standaardkarakter hebben en boven dien scherp zijn omschreven, kon de CAAR er mee instemmen, dat aan een toegezegd onderzoek naar het gebruik van arbeids duurverkorting in de Rabobankorganisatie, gezien het arbeidsintensieve karakter hier van, geen uitvoering zal worden gegeven. Ook werd gevraagd of in het coöpera tieve karakter van de Rabobankorganisa tie, dat een specifieke betrokkenheid van de medewerkers vraagt, aanleiding zou kunnen worden gevonden om een CAO voor de Rabobankorganisatie te overwe gen. Van de zijde van Rabobank Nederland werd opgemerkt dat een eigen CAO voor de Rabobankorganisatie ongetwijfeld zou bijdragen tot een 'haasje-over'-effect voor de binnen de bedrijfstak afgesloten CAO's. Bovendien lijkt het gezien het aantal werk nemers in de Nederlandse bankensector ook niet zinvol om meerdere CAO's af te sluiten. Voorts is bij het toetreden van de Rabobankorganisatie tot de CAO voor het Bankbedrijf de afspraak gemaakt dat de organisatie zal kunnen afwijken van bepa lingen in het CAO. Mede onder invloed van de Rabobankorganisatie heeft de CAO de laatste jaren in belangrijke mate een raam werkkarakter gekregen, waardoor verschil lende onderdelen van het arbeidsvoorwaar denbeleid konden worden afgestemd op de omstandigheden binnen de Rabobank organisatie. Voorbeelden hiervan zijn het eigen functiewaarderingssysteem en het eigen salarissysteem. Een eigen Rabo- bank-CAO verdient dan ook geen voorkeur. Herziening Pensioenreglement Door de voorzitter werd in herinnering ge bracht dat sinds de vergadering van de CAAR van 24 februari enige voorlichtings bijeenkomsten zijn gehouden voor de le den van de regiocommissies van de CAAR en voor de Ondernemingsraad van Rabo bank Nederland over de uitgangspunten voor een nieuw pensioenreglement. Hij stelde daarbij dat de CAAR voor de taak stond om op basis van de eerder gevoerde discussies, alsmede de gegeven voorlich ting, een advies te formuleren dat over de hoofdlijnen van het nieuwe pensioenregle ment aan de Raad van Beheer zou kunnen worden uitgebracht. Van de zijde van de werknemersdelega tie werd opgemerkt dat in het nieuwe re glement de opbouw van het ouderdoms pensioen voor arbeidsongeschikten op een lager niveau zal komen liggen, omdat ook gedurende een arbeidsongeschiktheids periode de pensioenopbouw wordt geba seerd op de werkelijke verdiensten van be trokkene. Dit zijn de WAO- en de AOP-uitke- ringen. Hierbij werd voorts in herinnering gebracht dat door de werkgeversdelegatie al eerder aandacht is gevraagd voor de in komenspositie van medewerkers, die op jonge leeftijd arbeidsongeschikt raken. Ge vraagd werd op welke wijze voor de voren bedoelde betrokkenen verbeteringen tot stand kunnen worden gebracht. Van de zij de van Rabobank Nederland werd medege deeld, dat wordt onderzocht op welke wijze de vorengeschetste problematiek kan wor den ondervangen. Er zijn verschillende mo gelijkheden afgetast, maar een definitieve oplossing is nog niet gevonden. Toegezegd werd evenwel dat er voor zal worden zorg gedragen dat het nieuwe pensioenregie- ment voldoende ruimte biedt om voor de bedoelde medewerkers passende oplos singen tot stand te brengen. Vervolgens werd van de zijde van Rabo bank Nederland in herinnering gebracht dat volgens de voorliggende uitgangspun ten de overgangsbepalingen voor het nieu we pensioenreglement zouden gelden voor alie zittende deelnemers. De Pensioen commissie is tot het oordeel gekomen dat ook medewerkers jonger dan 25 jaar, die geen deelnemer zijn, zich voor hun pen sioenvooruitzichten wellicht hebben geba seerd op de bepalingen van het Pensioen reglement 1978. Daarom is de Pensioen commissie voornemens de overgangsbe palingen te laten gelden voor alle mede werkers, die op de datum van de inwer kingtreding van het nieuwe pensioenregle ment in dienst zijn van de Rabobankorgani satie. Gegeven alle gedachtenwisselingen in de vergaderingen van de CAAR over de uit gangspunten voor het nieuwe pensioenre glement besloot de CAAR over deze uit gangspunten het volgende advies aan de Raad van Beheer uit te brengen: 'De CAAR heeft kennis genomen van de door de Stichting Pensioenfonds Rabobankorgani satie en Rabobank Nederland ontwikkelde hoofdlijnen voor een nieuw pensioenregle ment. Hij spreekt allereerst zijn waardering uit voor de uitgebreide en indringende voorlichting, die hem in verschillende sta dia over dit onderwerp is verstrekt, Hier door was het uiteindelijk mogelijk dat de CAAR zich een gedegen oordeel kon vor men over de vaak zeer ingewikkelde facet ten rond deze hoofdlijnen. Inhoudelijk deelt hij de ontwikkelde centrale stelling dat alle wettelijke en maatschappelijke ontwikkelin gen een nieuw pensioenreglement noodza kelijk maken. De CAAR is voorts van oor deel dat door de getroffen overgangsmaat regelen een juist evenwicht is gecreëerd tussen het streven om enerzijds het nieu we pensioenreglement voor alle huidige en nieuwe werknemers te laten gelden en an derzijds de in uitzicht gestelde rechten van huidige werknemers niet aan te tasten. Im mers, niemand van de huidige werkne mers, die voor onbepaalde tijd in dienst zijn, zal er in aanspraken op achteruit gaan, mits hij tot de pensioendatum in dienst blijft. Bij het formuleren van dit nieu we pensioenreglement moet voor wat be treft het ouderdomspensioen naar het oor deel van de CAAR meer worden gekeken naar het salaris dat de medewerker gedu rende zijn loopbaan heeft verdiend. Daarbij maakt de meer flexibele wijze, waarop er thans al in de Rabobankorganisatie wordt gewerkt, het noodzakelijk dat wordt afge stapt van het eindloonstelsel. Hij deelt het standpunt dat het nieuwe reglement dient uit te gaan van het opbouwsysteem, waarbij verkregen aanspraken steeds door middel van de algemene loonindex, gel dend binnen de Rabobankorganisatie, zul len worden aangepast. Aangezien de pen-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1988 | | pagina 16