Privacyreglement persoonsregistratie van onze
Bedrijfsgezondheidsdienst
Ic/A/A/Bl
11
dat het ICOP volgens de ge
geven toelichting zal krijgen.
Geconstateerd werd hierbij dat
de opleidingsfaciliteiten een
middel zijn om het doel, name
lijk de commerciële werkstruc-
tureringsmethode, bij de ban
ken te implementeren. De
werknemersdelegatie voegde
hieraan nog toe, dat het van
belang dient te worden geacht
dat nieuw in dienst tredende
medewerkers op verantwoorde
wijze zullen worden ingepast
en opgeleid in het werkstruc-
tureringsmodel.
Ten slotte werd vastgesteld dat
de CAAR met instemming ken
nis nam van de ontwikkeling
van de werkstructurerings-
methode voor de aangesloten
banken en de daarbij be
horende hulpmiddelen.
Aan Rabobank Nederland
werd verzocht om de CAAR
over ontwikkelingen op dit ter
rein te blijven informeren.
Opnieuw wisselde de CAAR
van gedachten over de invoe
ring van een privacyreglement
persoonsregistratie BGD. In de
vergadering van 28 oktober
werd Rabobank Nederland een
aantal wijzigingen in overwe
ging gegeven. Hoewel aan de
meeste voorstellen van de
CAAR gehoor bleek te zijn ge
geven, gaven enkele aspecten
nog aanleiding tot discussie.
Onder meer was verzocht om,
wanneer een geregistreerde
verzoekt hem te informeren in
zake de over hem geregi
streerde gegevens, hierbij de
bron van de gegevens te ver
melden. Daarnaast was de
werknemersdelegatie van oor
deel dat wijzigingen in het re
glement ter advisering en niet,
zoals in het reglement is gefor
muleerd, ter bespreking aan de
CAAR dienen te worden voor
gelegd. Vervolgens zou het re
glement met inbegrip van de
bijlagen in het Handboek Per
soneel dienen te worden op
genomen. Naast deze drie
aangelegenheden werd ver
zocht zo spoedig mogelijk na
de vaststelling van het regle
ment dit te deponeren bij de in
de Wet op de Persoonsregi
stratie geregelde Registratie
kamer. Overigens werd opge
merkt dat blijkens persberich
ten de voorgenomen invoering
van de Wet op de Persoons
registratie per 1 januari 1988
wellicht niet op deze datum
door zou gaan.
Na enige discussie werd vast
gesteld, dat aan een gere
gistreerde desgevraagd dient
te worden medegedeeld uit
welke bron over hem geregi
streerde gegevens zijn voort
gekomen. Uitzondering hierop
zou kunnen worden gemaakt
wanneer gewichtige belangen
van de houder van registratie
het verschaffen van deze infor
matie in de weg staan. Een
dergelijke formulering komt
voort uit de Wet op de Per
soonsregistratie. De CAAR kon
er mee instemmen dat op ju
ridische gronden deze intentie
niet in het reglement zal wor
den vastgelegd, maar dat het
verslag van de vergadering
van de CAAR het naleven van
deze intentie zal waarborgen.
Ter zake van de bevoegdhe
den van de CAAR bij de vast
stelling of wijziging van het re
glement werd van de zijde van
Rabobank Nederland toege
licht, dat er geen formele nood
zaak bestaat het privacyregle
ment ter advisering aan de
CAAR voor te leggen. In die
zin is de omschrijving dat wij
zigingen ter bespreking in de
CAAR zullen worden gebracht
derhalve voldoende.
Uit de intensieve discussies,
die in drie instanties over het
reglement in de CAAR hebben
plaatsgevonden en de wijze
waarop de opmerkingen van
de CAAR zijn gehonoreerd,
moge duidelijk zijn dat het
oordeel van de CAAR door de
Raad van Beheer uiterst zwaar
zal worden gewogen. Ook
werd overeengekomen dat het
reglement, waarvan de bijla
gen een integraal onderdeel
vormen, in totaliteit in het
Handboek Personeel zal wor
den gepubliceerd. Bijlagen,
waarvan publicatie niet zinvol
is, zullen hierbij worden weg
gelaten. Voorts werd toegelicht
dat volgens de meest recente
informatie de Wet op de Per
soonsregistratie in fasen zal
worden ingevoerd.
De inrichting van de Registra
tiekamer zal pas in een later
stadium aan de orde komen.
Het reglement zal zo spoedig
mogelijk daarna ter registratie
worden aangeboden.
Nadat de CAAR met inbegrip
van de vorenstaande aanpas
singen zijn instemming met het
privacyreglement persoonsre
gistratie had betuigd, werd nog
medegedeeld dat begin 1988
het privacyreglement per
soonsregistratie psychologi
sche gegevens zal kunnen
worden behandeld.
een stichting die deze gelden kan beheren. Ook werd een op
merking gemaakt over de aard van de beleggingen van het Pen
sioenfonds, dat immers enerzijds risico's moet mijden en ander
zijds een zo hoog mogelijk rendement dient te behalen. Hierbij
past het ook dat uiterste zorgvuldigheid wordt betracht bij het be
leggen in venture capital. Vervolgens werd, net als bij het Jaarver
slag 1985, een kanttekening geplaatst bij de verklaring van de ac
tuaris, waarin wordt gesteld dat in de jaarrekening de pensioen
verplichtingen van de Stichting op redelijke wijze tot uitdrukking
zijn gebracht. Het woord 'redelijk' zou moeten worden vervangen
door een andere kwalificatie, bijvoorbeeld 'goed'.
In antwoord op het voorgaande werd benadrukt, dat de pensioen
premie moet worden gezien als een onderdeel van de loonkosten,
waarvan het risico geheel voor de werkgever komt. Wanneer
sprake is van een loonronde op grond van een CAO, zullen de
kostenconsequenties daarvan dan ook voor rekening van de
werkgever komen. Het past daarom te stellen dat de pensioen
premie door de werkgever wordt voldaan. Het onderbrengen van
pensioenrechten van uitdiensttredende deelnemers in de stichting
kan alleen zinvol worden geacht wanneer dit op landelijke schaal