ICOP
Jaarverslag Stichting
Pensioenfonds Rabobank-
organisatie en financiering
pensioenverplichtingen
In een toelichting op de stand
van zaken met betrekking tot
het ICOP werd in herinnering
gebracht, dat dit project in
1985 is gestart met als doel
een optimale afstemming tus
sen de marktontwikkelingen en
de bedrijfsdoelstellingen van
de bank te bereiken. Het ICOP
dient niet in de eerste plaats
als een opleidingstraject te
worden beschouwd, maar als
een veranderingsproces dat is
gericht op het totstandbrengen
van een nieuwe werkstruc-
tureringsmethode. Als onder
steuning hiervan is het oplei
dingspakket en de begeleiding
vanuit de regiokantoren be
schikbaar. De verantwoorde
lijkheid voor de uitvoering van
het project ligt niet, zoals oor
spronkelijk, bij het Directoraat
Opleidingen, maar bij het Di
rectoraat Bedrijfsvoering Aan
gesloten Banken. In het alge
meen zijn de ervaringen van
de plaatselijke banken met het
project zeer positief. Voor de
jaren 1988 en 1989 is nu al
sprake van een sterke toe
name van de deelname van de
banken aan het project.
De oorspronkelijke opzet van
het project was sterk oplei-
dingstechnisch gericht. Als een
bank deelnam, dienden alle
medewerkers alle modules van
het ICOP te volgen. Dit legde
een onevenredig tijdsbeslag
zowel op de bank als op de op
leidingscapaciteit van Rabo
bank Nederland. In de thans
voorgestane opzet is een drie
tal varianten mogelijk. Daar
binnen kan de bank allereerst
de module 'Commercie en Be
leid' volgen, deze toepassen
op de eigen bank met behulp
van een procesbegeleider.
Vervolgens kan men beslissen
of het volgen van de andere
modules wenselijk is. Een
tweede variant is, dat de mo
dule 'Commercie en Beleid'
meteen een praktische invul
ling krijgt, waarna ook de mo
dules 'Commercie en leiding
geven' en 'Commercie en
vaardigheden' worden ge
volgd. De derde variant be
staat uit het volgen van alle
drie de modules, waarbij prak
tische ervaring wordt opge
daan door het uitvoeren van
praktijkopdrachten. De eva
luatie van de ervaringen van
de afgelopen twee jaren heeft
tot de conclusie geleid, dat
de werkstructureringsmethode
een belangrijk hulpmiddel voor
de bank kan zijn bij de com
merciële marktbewerking. Ook
is vastgesteld dat het initiatief
tot het volgen van het proces
bij de bank ligt.
De werknemersdelegatie be
vestigde, dat in het algemeen
de medewerkers van de ban
ken, die aan het project heb
ben deelgenomen, dit positief
hebben ervaren. Gegeven de
eerste evaluatieresultaten
dient echter te worden gecon
stateerd dat het project per re
gio een aanzienlijke verschil
lende invulling ondervindt. Niet
geheel duidelijk is of alle re
giodirecties even overtuigd zijn
van de waarde van het ICOP
om een optimale ondersteu
ning van de banken te garan
deren. Hierbij is ook de vraag
gerezen of het project nog vol
doende draagvlak in de orga
nisatie heeft.
Van de zijde van Rabobank
Nederland werd bevestigd, dat
aangesloten banken verschil
lende inzichten hebben in de
wijze van uitvoering van het
project. Wel is op beleids
niveau binnen het Werkgebied
Aangesloten Banken besloten,
dat het project in alle regio's bij
de aangesloten banken opti
maal zal worden gestimuleerd.
De eerder genoemde varianten
kunnen de banken hierbij de
mogelijkheid bieden om naar
eigen behoefte invulling aan
het werkstructureringsmodel te
geven. Het succes van het
toepassen van het model kan
worden afgelezen met behulp
van meetpunten die in elke
module zijn ingebracht.
Naar aanleiding van een vraag
van werkgeverszijde werd op
gemerkt, dat in tegenstelling
tot de indruk die de behan
delde evaluatienota wellicht
wekt, de regiodirecteuren op
basis van hun kennis van de
betrokken bank, advies kunnen
geven over een keuze voor
een van de hiervoor genoemde
alternatieven voor het volgen
van het traject. Het besluit hier
over dient echter de bank zelf
te nemen. Hierbij werd ook
opgemerkt dat er ongetwijfeld
een groot beroep zal worden
gedaan op de procesbegelei
ders. Rabobank Nederland
stelt zich echter tot taak zoveel
mogelijk te zorgen dat de
banken, die het project door
lopen, desgewenst over een
procesbegeleider zullen be
schikken.
Naar aanleiding van een op
merking dat het ICOP in het
concept-beleidsplan 1988-
1991 van de gezamenlijke
aangesloten banken geen aan
dacht krijgt, werd toegelicht dat
het beleidsplan een raamwerk
vormt voor het door de aan
gesloten banken in de planpe
riode te voeren beleid en de
daaraan gekoppelde activitei
ten, gericht op de particulieren-
markt, bedrijvenmarkt en de
bedrijfsvoering. Wanneer het
werkstructureringsmodel door
een bepaalde bank wordt in
gevoerd, zal dat in het beleids
plan van de betrokken bank tot
uiting moeten komen.
Van werkgeverszijde werd bij
wijze van conclusie instem
ming betuigd met het vervolg
De CAAR is van mening, dat de Stichting Pensioenfonds
Rabobankorganisatie (SPR) wederom een helder leesbaar en in
formatief jaarverslag heeft gepresenteerd. Het gaf aanleiding tot
enkele opmerkingen en vragen. Allereerst werd van werknemers
zijde onder verwijzing naar de discussie van enige tijd geleden
over een nieuw Pensioenreglement opgemerkt dat in een desbe
treffende paragraaf in het verslag de indruk wordt gewekt dat ook
de CAAR als randvoorwaarde voor een nieuw pensioenreglement
een vermindering van de pensioenlasten zou willen nastreven.
Een dergelijke voorwaarde is van werknemerszijde uit de CAAR
niet onderschreven. Voorts wordt in het verslag gesteld, dat de
wettelijke en maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland het
invoeren van een partnerpensioen nog niet zouden toestaan. Ge
vraagd werd waarop een dergelijke uitlating is gebaseerd.
Hierop werd geantwoord dat kan worden geconstateerd dat de
maatschappelijke inzichten in Nederland zich weliswaar bewegen
in de richting van acceptatie van andere samenlevingsvormen
dan het huwelijk, maar dat nog niet kan worden gesproken van
een algemene acceptatie. Het lijkt zeer de vraag of een regle
mentswijziging in die zin overeenkomstig de statutaire bepalingen
door de deelnemers en de aangesloten banken zou worden
goedgekeurd. Bovendien ontbreken vooralsnog wettelijke grond
slagen om een partnerpensioen in een nieuw pensioenreglement
op te nemen. Van werknemerszijde werd vervolgens opgemerkt
dat evenals in het jaarverslag 1985 ook in het verslag over 1986
wordt gesteld, dat de werkgever in de Rabobankorganisatie de
pensioenpremie betaalt. Opnieuw wordt opgemerkt dat de werk
nemer hiervoor in wezen minder loon ontvangt, zodat de werk
gever eigenlijk alleen de premie aan het fonds afdraagt. Over het
probleem van de pensioenbreuk werd gesuggereerd om bij het
uitdiensttreden van deelnemers de opgebouwde pensioenrechten
niet aan de betrokkene mee te geven, maar onder te brengen in