Bij het heengaan van
ir. P. J. Lardinois
In het vorige nummer van ons blad
konden we kort berichten van het over-
lijden van de oud-voorzitter van de hoofd-
directie van Rabobank Nederland, de
heer Lardinois.
In vele artikelen is intussen aandacht ge-
schonken aan het leven en werken van
een mens, die op vele gebieden actief is
geweest, maar voor ons toch in de aller-
eerste plaats de man was die in het afge-
lopen decennium in grote mate het ge-
zicht bepaalde van de Rabobankorga-
nisatie.
Er is geschreven en gespro
ken over zijn betekenis als
politicus en regeerder, zijn
werken als diplomaat en
landbouwspecialist en voor
al over zijn invloed op de
ontwikkeling van de Rabo-
bankorganisatie als bankier
en ondernemer. En natuur
lijk mag het hier nogmaals
worden gezegd, op geheel
eigen wijze heeft hij op alle
terreinen van zijn bezigzijn
geëxcelleerd. Niet alleen
door zijn bestuurlijke kwali
teiten was dit mogelijk,
maar ook zijn organisatori
sche ervaring en kennis
speelden daarbij een rol.
Daarboven echter was het
vooral zijn enorme geest
kracht en de sterke uitstra
ling ervan, die velen aan
sprak en inspireerde. De her
denkingsartikelen spreken
daarover in velerlei termen
en roemen zijn rondborstig
heid, spontaniteit, charme
en eenvoud, zonder voorbij
te gaan aan zijn chaotische
werkdrift, ongeduld en on-
conventionaliteit.
Eén kant van zijn veelzijdige
loopbaan is in al die artike
len wat onderbelicht geble
ven. En in de afgelopen tien
jaar vormde juist dat facet
niet een van de onbelang
rijkste taken, die hij op zich
had genomen.
Natuurlijk, hij was voor de
velen die hem via de media
leerden kennen de topman
van een grote bankorganisa-
tie. Een man die op rake en
begrijpelijke toon wist te
zeggen wat hem bezighield.
Die daarbij steeds de indruk
wist te wekken dat zijn pro
bleem eigenlijk het pro
bleem was van elke lezer,
van elke kijker.
En voor ons van de Rabo-
banken was hij ook de
bestuurder van de organisa
tie. Uiteraard een heel de
mocratisch opgebouwde or
ganisatie, waarin vooral de
autonomie van de plaatselij
ke banken een groot goed
is. Maar niemand zal durven
ontkennen dat hij tegelijker
tijd op zijn onverzettelijke
wijze ook naar binnen het
gezicht was van onze ban
ken, van onze organisatie.
Maar hij was meer. Hij was
immers eveneens de werk
gever, de grote baas van en
kele duizenden werknemers
van Rabobank Nederland.
Hij was het die binnen
maatschappelijk aanvaarde
grenzen en binnen normen
die in een levende organisa
tie als de onze zijn gegroeid,
het sociale beleid bepaalde.
Niet in de zin dat hij het per
soonlijk ontwierp, maar wel
doordat hij er voortdurend
een eigen kleur en toon aan
gaf.
Als werkgever van de mede
werkers van de centrale
bank was hij de 'bestuurder
van de onderneming' in de
zin van de wet op de onder
nemingsraden. En als zoda
nig was hij een aantal jaren
voorzitter van de onderne
mingsraad, totdat een wets
wijziging daarin verandering
bracht. Maar welke taak hij
tijdens de vergaderingen
van de ondernemingsraad
ook had, voorzitter of
bestuurder, aan één ding
hoefde nooit te worden ge
twijfeld: hij was de baas.
Niet in de zin van het pater
nalisme van voorbije gene
raties, niet in de geest van
de keiharde tegenstelling
tussen kapitaal en arbeid.
Hij was de baas, omdat hij
duidelijk de verantwoorde
lijkheid voelde die hem in dit
opzicht was opgelegd en
omdat hij dat gevoel wist
over te brengen op dege
nen, die in de onderne
mingsraad met hem verga
derden. Het was het natuur
lijk overwicht van een lei
derschap dat algemeen
wordt geaccepteerd zonder
dat het tot horigheid leidt.
Onze ervaring blijft in dit op
zicht tot de ondernemings
raad beperkt. Maar er waren
natuurlijk vele organen,
waarin hij als voorzitter of
bestuurder een leidende rol
speelde. Soms speelde hij
die rol ook bijna letterlijk.
Dan kon men voelen dat hij
er wel even uit wilde stap
pen om aan de andere kant
te komen staan, omdat hij
kon meevoelen met datgene
wat aan de andere kant
noodzakelijk werd geacht.
Een enkele maal deed hij het
3