CAO-onderhandelingen
dikwijls kwestie van
compromissen
Op 18 december 1986 bereikten de onderhandelaars van de
Werkgeversvereniging voor het Bankbedrijf en de diensten
bond CNV, de Unie BHLP en de VKBV een principe-akkoord
over een CAO voor de periode tot en met 31 maart 1988.
De Dienstenbond FNV beschouwde het onderhandelingsre
sultaat niet als een principe-akkoord, maar heeft het wel ter
beoordeling aan de leden voorgelegd.
Eind januari zijn de leden van alle betrokken vakorganisaties
akkoord gegaan. Dit was een belangrijk gegeven omdat
daarmee, in tegenstelling tot de situatie in 1986, de vier be
trokken vakorganisaties weer allen bij de CAO waren be
trokken. Het zou noch in het belang van werkgevers, noch
van werknemers zijn geweest indien een CAO met een deel
van de vakorganisaties zou zijn afgesloten.
Dit artikel gaat niet in op de inhoud van de nieuwe CAO
maar geeft wat achtergrondinformatie. Soms hoor je in
gesprekken over de CAO als commentaar dat sommige
CAO-bepalingen niet goed passen bij de specifieke situatie
in de Rabobankorganisatie. Hoe kan dat? Rabobank Neder
land is toch betrokken bij de CAO-onderhandelingen? Om
dit te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om wat dieper in
te gaan op het ontstaan van de CAO.
De CAO voor het bankbedrijf is, zoals de naam al zegt, een
bedrijfstak-CAO. Om als CAO-partij één gezicht te kunnen
tonen hebben vrijwel alle banken in Nederland zich verenigd
in de Werkgeversvereniging voor het Bankbedrijf. Ruim 60
bankinstellingen zijn lid van deze werkgeversvereniging; een
bont gezelschap met grote en kleine binnenlandse, maar
ook veel buitenlandse banken. Rabobank Nederland is lid
van de werkgeversvereniging en vertegenwoordigt als zoda
nig de belangen van de plaatselijke Rabobanken die de CAO
toepassen. De invloed van de plaatselijke banken komt tot
stand in de Stuurgroep CAO. In deze Stuurgroep, waarin
bestuurders en directeuren van plaatselijke banken zitting
hebben, wordt de door Rabobank Nederland bij de CAO-
onderhandelingen te volgen koers besproken.
De werkgevers moeten het eerst met elkaar eens zien te
worden, voordat aan de onderhandelingstafel plaatsgeno
men kan worden. Dat vooroverleg vindt vooral plaats in een
aantal commissies en werkgroepen die bestaan uit leden
van de verschillende banken. In dergelijke commissies ge
ven de leden hun commentaar op vakbondsvoorstellen en
ze ontwikkelen zelf mogelijke wijzigingen voor de CAO.
Rabobank Nederland heeft namens onze organisatie in al
deze commissies één of meer vertegenwoordigers zitten.
Het zal echter duidelijk zijn dat een gezamenlijk standpunt
van de werkgevers soms alleen maar mogelijk is als de indi
viduele werkgevers tot een compromis bereid zijn.
Het CAO-overleg met de vakbonden vindt plaats aan de
'overlegtafel in het Bankbedrijf'. Dat is de naam voor de ver
gaderingen waaraan werkgevers- en werknemersvertegen
woordigers deelnemen en waarin onze organisatie ook is
vertegenwoordigd.
Dikwijls liggen de standpunten van werkgevers en werkne
mers aan het begin van de onderhandelingen vrij ver uiteen.
Het is echter in het belang van beide partijen dat er toch een
CAO-resultaat komt. Om dat te bereiken zullen ook hier
compromissen gesloten dienen te worden.
Door de hierboven beschreven gang van zaken wordt wel
duidelijk dat het niet altijd mogelijk is om de CAO naadloos
en tot in detail te laten aansluiten op de wensen, die binnen
de Rabobankorganisatie leven.
Waarom niet een eigen CAO voor de Rabobankorganisatie
zullen sommigen zeggen. Er zijn dan meer mogelijkheden
om de inhoud van de CAO aan te laten sluiten bij de situatie
in de Rabobankorganisatie. Deze gedachte bevat wellicht
een kern van waarheid. Het is echter de vraag of een eigen
CAO - puur zakelijk gezien tot betere resultaten leidt
dan een bedrijfstak-CAO.
Deze vraag is uiteraard in 1980 aan de orde geweest toen
een door de Centrale Kringvergadering ingestelde 'Commis
sie Arbeidsverhoudingen' zich boog over de vraag hoe in de
Rabobankorganisatie de arbeidsvoorwaarden tot stand die
nen te komen. Deze commissie kwam onder meer tot de
volgende conclusies. De voorwaarden van een eigen CAO
zouden in de praktijk nauwelijks afwijken van de CAO voor
het Bankbedrijf. Bovendien zou een eigen CAO tot vertragin
gen leiden en zou er binnen de Rabobankorganisatie een ei
gen professioneel onderhandelingsapparaat moeten wor
den ingesteld. Kortom, een eigen CAO heeft wellicht 'ge
voelsmatige' voordelen; deelname aan een bedrijfstak-CAO
is echter veel efficiënter en leidt tot nagenoeg hetzelfde re
sultaat. Ook in een bedrijfstak-CAO is het toch mogelijk ei
gen invullingen per onderneming te realiseren. Door middel
van een raamwerk-CAO, met globale afspraken, die decen
traal nader ingevuld kunnen worden, kan het arbeidsvoor
waardenbeleid toch goed aangepast worden aan de situatie
in de Rabobankorganisatie. Er is dan ook de laatste jaren
door Rabobank Nederland met succes gestreefd naar het
overeenkomen van raamwerkbepalingen.
W. van Manen,
A rbeidsvoorwaarden/Rech tspositie
3