Verslag van de vergadering van de CAAR van 18 februari 1987 6. Gedragscode voorwetenschap 1. Vervanging video-apparatuur Naar aanleiding van enige opmerkingen van de CAAR over de prijs/prestatiever houding van de aan de aan gesloten banken geadvi seerde video-apparatuur werd in herinnering ge bracht dat in circulaire 13/475 van 10 augustus 1984 de argumenten zijn neergelegd, op grond waar van bij vervanging de voor keur zou moeten worden gegeven aan de Sony- Umatic. Deze argumenten betreffen in grote lijnen het toenemende gebruik, de aan de apparatuur te stellen kwaliteitseisen, alsmede de mogelijkheid van interactie ve toepassingen. Van werknemerszijde werd opgemerkt dat het destijds ingeschatte intensievere ge bruik van video-apparatuur niet lijkt te zijn verwezen lijkt. Bovendien zou bij ban ken, die niet per 31 decem ber 1987 over nieuwe appa ratuur beschikken, Bank in Beeld niet meer kunnen worden vertoond omdat de desbetreffende videoban den niet op andere appara tuur afspeelbaar zijn. Ge vraagd werd om er naar te streven dat zoveel mogelijk alle banken de mogelijkheid zullen hebben om Bank in Beeld aan alle medewerkers te vertonen. Het is daarbij ook van belang dat banken, die nog in het geheel niet over video-apparatuur be schikken, deze zullen aan schaffen. 2. Pensioen aangelegenheden Medegedeeld werd dat de uitwerking van de uit gangspunten, die ten grond slag zullen liggen aan de opstelling van een nieuw Pensioenreglement, van der mate complexe aard blijkt te zijn dat het uitgestippelde tijdpad aanpassing behoeft. Daarom zullen de geplande vergaderingen van 25 febru ari en 18 maart van de CAAR geen doorgang vin den. Besloten werd om in de vergadering van de CAAR van 8 april de procedure voor de verdere behandeling van deze materie te bekij ken. Op 12 mei zal een af zonderlijke vergadering voor de behandeling van de uit gangspunten van een Pen sioenreglement worden in gelast. 3. Kinderbijslag en studiefinanciering In een aantal regelingen van de secundaire arbeidsvoor waarden is een koppeling gelegd met de Kinder bijslagwet voor wat betreft enkele vergoedingen en uit keringen. In verband met de inwerkingtreding van de Wet Studiefinanciering zul len de desbetreffende bepa lingen in de regelingen va kantietoeslag, overlijdens uitkeringen en ziektekosten verzekering zodanig worden aangepast dat het niveau van de bijdragen en uitkerin gen geen wijziging zal on dervinden. De bepalingen in de Pre miespaarregeling zullen pas kunnen worden aangepast als het Wettelijk Besluit Pre miespaarregeling wordt ge wijzigd. 4. Bestuur Stichting Hulp Personeel Rabobankorganisatie In verband met functiewijzi ging zal de heer R. D. W. Nanninga terugtreden als bestuurslid van de SHPR. De CAAR besloot in deze vacature de heer P. de Man, directeur van de Rabobank Dirksland, voor te dragen voor benoeming tot lid van het bestuur van de SHPR. 5. Functiewaardering De CAAR behandelde een notitie, waarin een overzicht werd gegeven van de stand van zaken van de functie waardering in de Rabobank organisatie. Naar aanleiding van enkele vragen van werknemerszij de werd de volgende toe lichting gegeven. Eind 1987 zullen circa 300 banken de functies volgens de nieuwe modellen hebben beschreven en ingedeeld. In welk tempo de overige aan gesloten banken zullen vol gen, hangt met name af van het initiatief dat zij daartoe zelf zullen nemen. Op grond van de CAO-bepalingen zul len de circa 140 aangeslo ten banken, die nog geen functiewaardering hebben ingevoerd, dit voor 1 juli 1988 moeten effectueren. Circa 40 aangesloten ban ken zijn niet bij de CAO aan gesloten. Door het Directo raat Arbeidszaken van Ra bobank Nederland zullen deze banken in de loop van 1987 worden benaderd met het advies zich alsnog bij de CAO aan te sluiten. Dit is te meer noodzakelijk omdat dient te worden verwacht dat in de toekomst door de Minister van Sociale Zaken de CAO voor het Bankbe drijf algemeen verbindend zal worden verklaard voor alle banken. De desbetref fende banken zullen dan ge noodzaakt zijn de CAO- bepalingen van toepassing te verklaren voor hun mede werkers. Vervolgens werd toegelicht dat de modellen voor de functiebeschrijvingen zijn afgestemd op het Optimaal Geïntegreerd Relatiebeheer. Ook voor banken, die OGR niet hebben ingevoerd, blij ken de modelbeschrijvingen voldoende aanknopingspun ten bieden voor het opstel len van functiebeschrijvin gen. Ten slotte werd desge vraagd medegedeeld dat het door de Rabobankorga nisatie gehanteerde IMF- systeem door de Stichting Functieweging Bankbedrijf is getoetst om de correlatie vast te stellen met het in de CAO vastgelegde BASYS- systeem. Zowel technisch als procedueel is instem ming met het IMF-systeem betuigd. Dit betekent dat het in de CAO vastgelegde recht op individuele functie waardering van de mede werker ook in de Rabobank organisatie is gewaarborgd. De Vereniging voor de Ef fectenhandel heeft haar le den de verplichting opge legd om voor 1 januari 1987 een code vast te stellen, die verbindend is voor de leden en door hen aan te wijzen medewerkers. Deze ge dragscode beoogt het be strijden van misbruik van voorwetenschap bij de han del in effecten. In dit kader werd medegedeeld dat in het boekje Arbeidsvoor waarden en regelingen van de plaatselijke banken, als mede in het handboek voor het personeel van Rabobank Nederland de volgende tekst zal worden opgeno men: 'Het is verboden op basis van voorwetenschap, middellijk of onmiddellijk ef fecten te kopen en/of te ver- 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1987 | | pagina 7