9 dan kan er gekort worden. Wanneer een medewerker wordt gepensioneerd, wordt de AOW nieuwe stijl van f 10.000,- bij ongewijzigde pensioenreglementen auto matisch aangevuld tot 70% van het laatstgenoten loon. Dit zou uiteraard tot een aanzienlijke en niet bedoel de kostenverhoging voor de ze pensioenfondsen leiden. Daarom is er ook een ruime overgangsregeling in het le ven geroepen om deze fond sen in de gelegenheid te stellen hun reglementen aan te passen. Dit zal op een zo danige manier gebeuren dat zelfstandige aanspraken op AOW van deelnemers niet tot kostenverhogingen lei den. In de praktijk betekent dit een nieuwe pensioen formule. Van deze EEG-richtlijn heb ben we binnen de Rabo- bankorganisatie weinig last, zult u misschien denken. We hanteren immers de ongehuwde, 'geschoonde' AOW als aftrekpost. Na tuurlijk is dit waar, alleen is het de vraag of wij dit be drag niet om andere rede nen moeten wijzigen. We komen er onder bruto-netto ontwikkelingen op terug. De vierde EEG-richtlijn streeft eveneens een gelijke behandeling van mannen en vrouwen na en is met name gericht op de door het be drijfsleven gehanteerde be roepsregelingen, waaronder ook pensioenregelingen val len. Uiterlijk 1 januari 1993 moet in deze regelingen het beginsel van gelijke behan deling van mannen en vrou wen zijn ingevoerd. De meest in het oog springen de consequentie is wel dat voor vrouwelijke werkne mers ook een weduw naarspensioen verzekerd dient te worden, op dezelf de wijze als voor mannelijke werknemers een weduwe pensioen wordt verzekerd. Het verdient dan aanbeve ling dat de overheid een AWW-voorziening voor een weduwnaar creëert. Gelijke behandeling wordt uiteraard ook gerealiseerd als het we- duwenpensioen zou worden afgeschaft. Dat is echter niet meer dan een theoreti sche oplossing zonder reali teitswaarde. Deze richtlijn, die in juli 1986 van kracht is gewor den, speelt een rol bij de huidige discussie over de herziening van ons regle ment. Het is het zoveelste argument om in een nieuw reglement een volledig we duwnaarspensioen als voor ziening op te nemen en hier mee niet te wachten tot 1993. Ontwikkeling van de bruto en netto pensioenen In het vorige nummer heb ben we laten zien hoe hoog de bruto en netto pensioen inkomens voor een drietal inkomenscategorieën waren op 31 december 1986. De conclusie die we daaruit trokken was dat onze bruto pensioenen aan de hoge kant zijn, vooral in de lagere inkomenscategorieeën. We hebben in onze artikelen al verschillende malen de re den genoemd. We hanteren in ons reglement de onge huwde 'geschoonde' AOW, als aftrekbedrag. Dit bete kent dat een echtpaar na pensionering van de deelne mer, f 20.000,- aan AOW van de overheid ontvangt, terwijl er slechts f 11.190, wordt afgetrokken. Dit ver schil van f 9.000,- speelt bij de lagere pensioeninko mens procentueel een gro tere rol dan bij de hogere. Vandaar dat onze ouder domspensioeninkomens na 40 dienstjaren dan ook va riëren van 86% voor een deelnemer met een salaris op de pensioendatum van f 40.000,- tot 74% bij een salaris van f 96.000,-. We moeten dan ook wat aan ons aftrekbedrag doen en dit zo veranderen dat dit bedrag in het overgrote ge deelte van de gevallen gelijk is aan de AOW die van de overheid wordt ontvangen. Dan hebben we namelijk ook de oorspronkelijke filo sofie achter dit aftrekbedrag weer in ere hersteld. Tevens doen wij er dan ver standig aan na te denken over de vraag of we niet moeten ontkoppelen. Daar bedoelen we mee dat we niet meer de AOW moeten gaan aanvullen, maar het aftrekbedrag in ons regle ment op een bepaald vast bedrag moeten vaststellen, zodat wijzigingen in de AOW niet automatisch tot wijzigingen in de pensioe nen leiden. In de netto-sfeer is er ook het nodige gebeurd. De af gelopen jaren is zowel de belasting-, maar vooral de premiedruk van de sociale verzekeringen belangrijk toe genomen. Hierdoor zijn de netto-inkomens van de werknemers relatief achter uit gegaan. De inkomens van gepensioneerden boven de 65 jaar zijn hierdoor rela tief toegenomen. We zien dan ook vooral in de lagere inkomenscategorieën pen sioeninkomens die meer dan 100% bedragen van het netto loon bij werken. Het omgekeerde doet zich voor bij pensioeninkomens bene den de 65 jaar. De arbeids ongeschikte medewerker en een weduwe van een over leden werknemer moeten beiden meer sociale pre mies betalen dan een aantal jaren geleden. Hun netto pensioeninkomen is dan ook de afgelopen jaren rela tief gedaald ten opzichte van het netto arbeidsin komen. De pensioenbreuk Aan dit onderwerp hebben we een speciaal nummer gewijd. We volstaan dan ook hier met het herhalen van een paar conclusies, die speciaal van belang zijn voor ons pensioensysteem. We hanteren in onze pen sioenregeling het levensja- renbeginsel. Dit betekent dat aan ieder personeelslid, dat na zijn 25e levensjaar bij de Rabobankorganisatie in dienst treedt, pensioenrech ten worden toegekend over iedere salarisverhoging van af het 25e levensjaar. Hier door lost de Rabobankorga nisatie als nieuwe werkge ver een gedeelte van de pensioenbreuk op, die bij wisseling van werkgever kan ontstaan. De plannen van het kabinet zijn er op gericht de pen sioenbreuk door middel van indexatie op te lossen. Dit betekent dat de pensioen rechten van slapers door middel van indexatie op peil moeten worden gehouden. Het kabinet wil echter op dit gebied pas wettelijke maat regelen nemen als het be drijfsleven er niet in zou sla gen de pensioenbreuk door reserve-overdracht op te lossen. Voor ons betekent dit dat we er verstandig aan doen om het levensjarenbeginsel af te schaffen, omdat de pensioenbreuk - weliswaar gedeeltelijk - hetzij opge lost wordt door reserve overdracht, hetzij door in dexatie. De WAO Per 1 januari 1985 is het overheidspensioen bij volle dige arbeidsongeschiktheid van 80% van het jaarloon teruggebracht naar 70%. Een achteruitgang derhalve bruto van 10%. Eerder in dit artikel hebben we al gezien dat er in deze hoek al een andere klap is gevallen als gevolg van de verhoging van de sociale premies. Hierdoor is het netto-in komen van een arbeidson geschikte werknemer de af gelopen jaren lager gewor den. De verlaging van de WAO-uitkering komt hier dus nog eens overheen. Dit betekent dat we bij de her ziening van de reglementen ons moeten bezinnen op de vraag of de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid die thans voor onze medewer kers gelden nog wel op een acceptabel niveau staan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1987 | | pagina 9