met electronische vormen van distributie. Tot nu toe is in onze organisatie overwegend sprake van fysieke distributie via kan toren. Geleidelijk aan zullen electronische distributiemetho den als geldautomaten, betaal automaten en homebanking een toenemende rol gaan spe len. De aanpassing van ons dis tributieconcept vormt een sleu telelement in ons toekomstig beleid. De organisatie van het werk zal daar ook de invloed van onder gaan. Cliënten-oriëntatie en doelmatigheid zullen daarin voc moeten staan. Een maximale inzet van de capaci teiten van alle medewerkers is daarom onontbeerlijk. Het opleidingsproject ICOP is juist daarop gericht. Op de centrale bank kom ik zo meteen terug. In het voorgaande ligt een om vangrijk programma van aan passing en vernieuwing beslo ten. Ik realiseer me, het niet meer dan zeer globaal te heb ben aangeduid. De tijd voor na- oere adstructie en uitwerking ontbreekt echter. Te meer, om dat ik ook nog iets wil zeggen over de sleutelfactoren welke bepalend zullen zijn voor het succes van onze inspanningen tot vernieuwing ter handhaving van de coöperatieve voor sprong. In mijn ogen zijn dat de twee K's. De K van kwaliteit en de K van kosten. Bij kwaliteit doel ik zowel op de kwaliteit van de mensen in ons bedrijf als op de kwaliteit van de informatiesystemen. Kwaliteit van mensen gaat over zaken als kennis, kunde en mo tivatie. De eisen die daaraan gesteld worden, zullen onge twijfeld verder toenemen. Zo wel van de mensen zelf als van het bedrijf zal daarom gevraagd worden daarin te investeren. Het past immers niet in een verantwoord beleid, te be rusten in het achterblijven van kennis en kunde van medewer kers en dan vervolgens dege nen die het betreft simpelweg aan de kant te schuiven en te vervangen door anderen. De kwaliteit van de informatie systemen wordt in toenemen de mate bepalend voor de con currentiekracht. Het gaat daar bij zowel om de produkt- systemen als om de mogelijk heid daaraan gegevens te ont lenen voor de ondersteuning van de dienstverlening en de bedrijfsvoering. Vast staat dat we op deze weg nog een heel eind te gaan hebben Wat de K van kosten betreft wil ik wel zeggen dat ik daar een niet te onderschatten bedrei ging zie liggen. Die bedreiging is dat we onze krachtige finan ciële positie laten wegsijpelen in de kostenkant. Dat zou een vergissing zijn èn een vorm van niet-coöperatief gedrag. Een vergissing, omdat we steeds sterker te maken zullen krijgen met concurrenten, die werken op basis van nieuwe technologieën en lage kosten structuren. En een vorm van niet coöpera tief gedrag, omdat zuinig be heer één van de belangrijkste beginselen van de coöperatie is. Legde niet Raiffeisen zelf daar reeds grote nadruk op? Het is de taak van een ieder in de organisatie, op welke plaats dan ook werkzaam, aan dat be ginsel de hand te houden. Dat betekent: met hetzelfde of minder doen waar het kan, maar ook met meer waar het nodig is. We zijn er mijns in ziens met elkaar in geslaagd de begroting 1987 langs die lijn vast te stellen. Als beleidscentrum, uitvoerend en ondersteunend apparaat van de organisatie, zullen we als Rabobank Nederland een trekkende rol moeten spelen in het proces van vernieuwing ter wille van de continuïteit. Dat stelt hoge eisen aan ieder van ons, maar ook aan het bestu ringsconcept van de bank. Het is van het grootste belang dat de impulsen tot vernieuwing zo onversneden mogelijk doorklin ken en doorwerken. Dat is ook de filosofie geweest achter OTW-organisatie en de maatre gelen die daarop in de loop van vorig jaar nog zijn gevolgd. Het streven is daarbij gericht op het tot stand brengen van een meer resultaat-gerichte cuftuur. Daarbij wordt van de medewer kers een grotere mate van ei gen verantwoordelijkheid ge vraagd. En het besef van hoog tot laag dat we het samen moeten doen. Als maatregelen die in dit kader ieder afzonderlijk, maar vooral ook in hun samenhang, van be lang zijn, zou ik willen noemen: het invoeren van de resul- tatencentrum-gedachte bij vrijwel alle eenheden van Rabobank Nederland. Kos ten moeten in principe ge dekt kunnen worden uit op brengsten c.q. doorbereke ningen; het hanteren van een aange scherpt budget- en bijpas send rapportage-systeem als besturingsinstrument; het verruimen van de be voegdheden van de mana gers bij het beheer van bud getten en personeelsforma tie; het ontwikkelen van een kwaliteitsinspanning over een breed front, gericht op het zichtbaar maken voor de medewerkers van de kwali teit van het eigen werk en de mogelijkheid om die zelf positief te beïnvloeden; het hanteren van systemati sche prestatiebeoordeling met doorwerking naar een flexibel salarisdeel (na in stemming van de Onderne mingsraad); het doortrekken van de lijn om steeds meer dien sten rechtstreeks aan de aangesloten banken door te berekenen, ter versterking van de toetsing op toege voegde waarde; de instelling van het Beleids- comité ter bevordering van de samenhang in de beleids ontwikkeling binnen een meer gedecentraliseerd be sturingsconcept. De lijn die in al deze maatrege len zit, moet ons brengen bij een organisatie die resultaatge richt werkt op basis van meer eigen verantwoordelijkheid voor eenheden en medewer kers daarbinnen. Om zo te kunnen werken is dui delijkheid nodig over de hoofd lijnen van beleid. Ik hoop dat ik daar met deze voorzet een bij drage aan heb geleverd. Ik zeg bewust voorzet, omdat het ze ker geen laatste woord is. Het beleid wordt gelukkig niet door mij alleen vastgesteld, maar in een overleg, waarbij velen be trokken zijn, waaronder velen van u. Maar voor mij staat vast dat ter verzekering van de con tinuïteit van onze coöperatieve dienstverlening ons beleid ge richt zal moeten zijn op ver nieuwing, kwaliteitsverbete ring en kostenbeheersing Ik twijfel er overigens niet aan dat we in de Rabobankorgani- satie de krachten voorhanden hebben - en die liggen vooral besloten in de mensen die erin werkzaam zijn - om zo'n be leid succesvol vorm te geven. Ik hoop dat we in dat perspec tief in 1987 met elkaar vrucht baar werk zullen kunnen leve ren. 6

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1987 | | pagina 6