5 misbaar om de hoofdfunctie optimaal te kunnen vervullen. Bedrijfs- en woningfinancierin gen samen vormen vrijwel de gehele debetzijde van onze ba lans. Op basis van het voor gaande is dus tot een globale prioriteit, zij het met nuances, voor de financieringskant van de activiteiten te concluderen. Uit deze stelling vloeit logisch voort dat de activiteiten aan de creditzijde en in het provisiebe- drijf hun belangrijkste beleidso riëntatie vinden in een streven naar marktconformiteit. Hierbij passen twee kanttekeningen. Rabobank Nederland is verlengstuk aangesloten banken De eerste is, dat om de primaire functie goed te kunnen vervul len, een brede positie in de middelenstromen die zich door de economie bewegen, abso luut noodzakelijk is. Vandaar de grote nadruk op marktaandelen in deze secto ren. Dan zijn we ook in staat om marktverhoudingen te beïn vloeden ten faveure van dege nen die moeten lenen voor be drijf of eigen woning. Daarin ligt ook de achtergrond van ons hardnekkig streven naar een betere fiscale positie voor bankbesparingen. Uit gaande van marktconformiteit zal het beleid voor deze delen van het bedrijf er dus op ge richt moeten zijn onze posities te behouden en waar mogelijk te versterken. De tweede kanttekening is dat onderdelen van de coöperatie ve voorsprong ook in dit deel van onze activiteiten tot uiting kunnen en moeten komen. Het gaat daarbij dan niet om directe economische voordelen, maar om zaken die samenhangen met onze coöperatieve struc tuur en mentaliteit. Daarbij moeten we denken aan elementen als vertrouwd, dichtbij, dienstvaardig, vriende lijk, korte beslissingslijnen, des kundig. Kortom: meer kwalita tieve- dan prijsaspecten. Hoe moeten we nu de rol zien van de coöperatie Rabobank Nederland? Ik kan die rol niet anders zien dan als verlengstuk van het bedrijf van onze leden. En onze leden zijn de aangeslo ten banken. Die leden hebben die taken aan ons toevertrouwd welke beter gezamenlijk kun nen worden verricht, dan iede re bank voor zich. De richtsnoer voor ons hande len dient daarbij te zijn: het le veren van een bijdrage aan het realiseren en in stand houden van de coöperatieve voor sprong van onze leden. Als het goed is, is dat het waarmee we dag in dag uit bezig zijn. Slechts weinigen zijn welis waar rechtstreeks in contact met cliënten van aangesloten banken. Toch zijn de bijdragen die vanuit de centrale bank worden geleverd aan het func tioneren van de aangesloten banken in het licht van hun doelstelling, cruciaal te achten. En daarbij maakt het niet uit of die bijdragen liggen op het ter rein van financieringen, credit- gelden, betalingsverkeer, effec ten, buitenland, systeemont wikkeling en wat hebben we al niet meer aan bancaire en on dersteunende activiteiten. Het gaat om schakels in de ketting, zoals laatst de kop boven een artikel over het valutabedrijf in Raboband aangaf. Tot die scha kels behoren ook onze activitei ten in professionele markten. Als één of meerdere schakels in de ketting niet goed functione ren, dan komt de coöperatieve voorsprong in gevaar. Voor elk van de schakels geldt dat hij zich in een functionele relatie tot de kernactiviteit moet be vinden en tevens een bijdrage moet leveren aan de rentabili teit, solvabiliteit en daarmee continuïteit van de bank. Winst geen doel, wel bestaansvoorwaarde Dat brengt me bij een laatste opmerking in deze beschou wing over het coöperatieve ka rakter van onze bank. Wat is daarin de rol van rentabi liteit en solvabiliteit? Een coö peratie heeft geen winst doelstelling, dus ook wij niet. Onze doelstelling is gelegen in de dienstverlening aan de leden en cliënten. Wij zijn als instel ling instrumenteel om doelen van de leden te bereiken. Wij zijn er niet voor ons zelf maar voor hen. Zij hebben dan ook belang bij de continuïteit van de bank. Daarvoor is weer standsvermogen nodig en dus rentabiliteit, winst om dat op te bouwen en in stand te houden. Winst is geen doel, maar een, overigens nogal dwingende, voorwaarde voor continuïteit. Dat geldt voor de meeste coö peraties, maar a fortiori voor een coöperatieve bank. Een bank is immers een vertrou- wensinstituut. We moeten in alle omstandigheden het ver trouwen kunnen handhaven. En vertrouwen hangt sterk sa men met financiële kracht en degelijkheid. Bovendien is de mogelijkheid tot het aantrekken van midde len, en soms ook de prijs waar tegen dat kan, daarvan afhan kelijk. Dat feit, samen met de onmogelijkheid om anders dan via reservering van winst aan eigen vermogensvorming te doen, brengt me bij de stelling dat we niet zo gauw schuldge voelens moeten hebben over een goede rentabiliteit en een krachtige vermogenspositie. Ook dat is het ledenbelang. Waar staan we vóór In mijn ogen zitten we midden in een tijd van diepgaande ver anderingen, meer in het alge meen in de samenleving, maar zeker ook in de sector van de fi nanciële dienstverlening. Die veranderingen komen onder meer voort uit sociaal-culturele en technologische ontwikke lingen. Mensen zijn de laatste paar de cennia geëmancipeerd, ze zijn beter opgeleid, zelfbewuster en zelfstandiger geworden. Dat werkt door naar de bank, zowel via het lid/cliënt als medewer ker zijn. Tegelijkertijd doet de invloed van de nieuwe technologie zich gelden. In ons geval is dat met name de informatie-technolo gie. Op het niveau van de markten uiten die ontwikkelingen zich in verschuivende behoeften en eveneens verschuivende con- currentie-verhoudingen. Afne mers worden niet alleen kriti scher, maar zijn zelf ook beter geïnformeerd en vragen toege voegde waarde op een hoger kennis- en kwaliteitsniveau. Aan de aanbodzijde verschijnen nieuwe aanbieders, die zich met behulp van nieuwe tech nieken vooral op aantrekkelijke marktsegmenten richten. Af stand wordt minder belangrijk en er is sprake van een zekere opening, een beter toegankelijk worden van markten, waardoor de concurrentie toeneemt. Er is zelfs een sterke internationali sering van de kapitaalmarkt aan de gang. De informa tie-technologie speelt daarin een grote rol. Het is tegen die achtergrond dat ik bij mijn aantreden in sep tember vorig jaar het beleid, dat de bank naar mijn mening zou moeten voeren, heb ge plaatst onder de noemer conti nuïteit en vernieuwing. Om de continuïteit van de dienstverlening aan onze leden en cliënten te waarborgen, zul len we daarin op ruime schaal vernieuwingen moeten aan brengen. Dat geldt zowel de produkten, de wijze waarop we de produkten afzetten (de dis tributiemethode), als de organi satie van de dienstverlening binnen de bank. Nieuwe produkten zullen moe ten worden aangeboden, waar daaraan een reële behoef te bestaat. Aan bestaande pro dukten zullen - waar ge wenst - informatiecomponen ten moeten worden toege voegd. Ons distributieconcept zal moeten worden bijgemengd

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1987 | | pagina 5