Bfa Waar stéan we "oor De heer Wijffels: In 1986 tra den niet alleen medewerkers in dienst maar ook uit dienst. Af scheid werd onder meer geno men van de heren Lardinois en Jansen Schoonhoven. Mede dank zij hun bijdrage bleef een Rabobank achter die stevig op de benen staat er, het hoofd hoog kan dragen. Ook werden een nieuwe CAAR en bij Rabo bank Nederland een nieuwe Ondernemingsraad gekozen. Ik hoop op en verwacht een constructieve samenwerking met deze belangrijke organen, die de medewerkers binnen ons bedrijf vertegenwoordigen. Van mijn kant zal ik me daarvoor in zetten vanuit de overtuiging dat bedrijf en medewerkers niet altijd, maar wel in belangrijke mate gezamenlijke belangen hebben. In contacten met de OR is mij overigens wel gebleken dat er grote behoefte bestaat aan dui delijkheid over de doelstellin gen en het daarop gebaseerde beleid van de organisatie. Ik beschouw het als mijn be langrijkste taak om, waar no dig, die duidelijkheid te be vorderen. Daarmee kom ik op de vragen: Waar staan we voor en waar staan we voor? De Rabobank is een coöpera tieve bank. We afficheren ons tegenwoordig ook zo in adver tenties. We willen met het ad jectief coöperatief aanduiden wat voor soort bank wij zijn. Het woord coöperatief is dui dend en richting gevend voor de inhoud van het begrip bank. We zijn ons daarvan de laatste paar jaar weer in toenemende mate bewust geworden. De stoot tot dat bewustwor dingsproces is gegeven door de Raad van Beheer bij het aantre den van zijn huidige voorzitter. De Raad van Beheer heeft er daarmee blijk van gegeven de aard van deze tijd met zijn vele en snelle veranderingen goed te verstaan. Een organisatie kan op die ver anderingen slechts adequaat reageren vanuit een helder zicht op de eigen doelstelling en identiteit. Voor het in nieu we omstandigheden beant woorden van de vraag waar we voor staan is dat zicht onont beerlijk. Achteraf gezien kun nen we ons afvragen of we met het goeie been naar voren in de discussie over ons coöperatief karakter zijn gestapt. Maar vaststaat voor mij dat met het openen van de discussie een belangrijke richtinggevende en daarmee bestuurlijke stap is gezet. Het gaat daarbij geens zins om een vorm van nostal gie. Aan de orde is een poging ons weer ten volle aan te slui ten op de bron waaruit we zijn voortgekomen. En dat met het oog op het vorm geven van on ze toekomst. Het is goed ons daarbij te reali seren dat dit type discussie al lerminst iets unieks is voor de Rabobankorganisatie. Wie om zich heen kijkt zal kunnen waarnemen dat overal soortge lijke discussies lopen. De over heid herbezint zich op zijn ta ken. Ook tal van particuliere or ganisaties, waaronder vele on dernemingen zijn doende hun doelstellingen en identiteit op nieuw te formuleren. Veelal komt men daarbij terecht bij wat in gangbaar Nederlands het beste te omschrijven valt als 'back to basics'. Dat roept de vraag op wat de basics, de grondslagen van de coöperatie zijn. Kort samenge vat komen die neer op het vol gende: de coöperatie is er op gericht via samenwerking eco nomisch voordeel te behalen voor de leden. Dat geldt voor elke coöperatie en dus ook voor de onze. Een coöperatie is daarom ge dwongen een voorsprong te realiseren, haar taak beter te verrichten dan anderen. Is die voorsprong er niet of niet meer, dan vervalt daarmee de ratio onder de samenwerking. Dat betekent dat elke actie en elke activiteit die in een coöperatie wordt ondernomen getoest moet worden aan het belang van de leden. Grondslag blijft financiering leden Laten we nu eens bezien hoe de zaken er vanuit deze optiek in onze coöperatieve bank uit zien, beginnend bij de lokale bank. Onze banken zijn ontstaan als pure lokale kredietcoöperaties, die uitsluitend werkten voor een welomschreven groep leden. In die omstandigheden was de oriëntatie van het beleid op het ledenbelang een zeer eenvoudi ge zaak. Later zijn geleidelijk steeds meer activiteiten toe gevoegd. Onze banken zijn uitgegroeid tot instellingen die op een zeer breed terrein van financiële dienstverlening werkzaam zijn en zowel leden als niet-leden onder hun cliënten hebben. Dat heeft het zicht op de grondslagen van het functione ren van een lokale bank voor velen diffuus gemaakt. Ook al omdat er jarenlang weinig aan dacht aan is besteed. Als ik er goed naar kijk kan ik tot geen andere conclusie ko men dat ook vandaag de dag nog de belangrijkste grondslag van de werkzaamheid van een lokale Rabobank is: het vervul len van de financieringsfunctie voor de bedrijven van de leden. Het is dan ook niet toevallig dat in de statuten voor debet- bedrijfsrelaties het verplichte lidmaatschap wordt voorge schreven. Hier ligt zonder twij fel de kernactiviteit van onze lokale banken, statutair maar ook maatschappelijk gezien. Op dit terrein moet de coöpera tieve voorsprong, waar ik het eerder over had, dan ook pri mair tot uiting komen. Uit deze optiek vloeit als hoofd oriëntatie voor het beleid van een lokale bank voort dat voor op staat het belang van de bedrijfs-debetrelaties. Een coöperatieve voorsprong moet voor hen met name ge realiseerd worden op de vol gende punten: de prijsstelling voor financie ringen; als er problemen zijn moet de bank zolang als maar enigszins verantwoord is achter het lid blijven staan; voorrang bij de kredietver lening. De achtergrond van deze priori teitsstelling is duidelijk. Immers een financiering brengt een be drijf in een afhankelijke positie. De samenwerking in een coö peratieve bank is er juist op ge richt die afhankelijkheid zoveel mogelijk te beperken. Om dat waar te kunnen maken is een kritisch acceptatiebeleid nodig. Een soepel financieringsbeleid past niet bij een coöperatieve bank. Naast werk en inkomen, die voortvloeien uit bedrijvigheid, vormt wonen een belangrijk aspect van het leven. Het is dan ook niet toevallig dat onze banken in deze sector actief zijn geworden. Wanneer men een lening sluit voor het finan cieren van een eigen woning, ontstaat ook een zekere vorm van afhankelijkheid. Hoewel het hier niet overwegend om le- denbelangen gaat, is ook hier een accent in de beleidsoriën tatie passend te achten. In de andere activiteiten van de bank, zoals sparen, betalings verkeer, effecten, verzekerin gen en reizen speelt het leden- belang geen directe rol. Die activiteiten hebben geen coöperatieve ratio in zichzelf, maar vormen middelen om de primaire doelstelling te verwe zenlijken. Ook die activiteiten zijn dus, zij het minder rechtstreeks, ge richt op het ledenbelang en on- 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1987 | | pagina 4