Mi
79 1.013
1.460.887 622.085
3.570.422 399.006
661.097 238.972
ze zogenaamde aanvullende
pensioenen te verlagen. Zo
is bijvoorbeeld bepaald dat
vanaf 1 januari 1970 uitslui
tend de verhogingen van
het AOW-bedrag t.g.v. de
stijging van de prijzen door
pensioenfondsen mogen
worden ingebouwd. Andere
structurele verhogingen van
het AOW-bedrag blijven dus
buiten beschouwing, tenzij
de minister hiervoor onthef
fing heeft verleend en dat
doet de minister uitsluitend
in die gevallen dat er sprake
is van een zeer goede pen
sioenvoorziening.
De moraal van deze bepa
ling is duidelijk: Structurele
verhogingen van het AOW-
bedrag moeten te samen
met de aanvullende pen
sioenvoorzieningen uit be
roep of bedrijf tot hogere
pensioenuitkeringen leiden.
De Pensioen- en
Spaarfondsenwet (PSW)
Tot op heden hebben wij
gesproken over de grijze en
de wat minder grijze pen
sioengeschiedenis en heb
ben we wat verteld over het
pensioensysteem dat de
overheid voor haar burgers
heeft ontwikkeld. Hiernaast
zijn er door het bedrijfsleven
pensioensystemen ontwik
keld, die in bijna alle geval
len een aanvulling geven op
het pensioen van de zijde
van de overheid, daarom
werden deze hierboven al
aanvullende voorzieningen
genoemd.
Ook naar deze ontwikkelin
gen heeft de overheid kri
tisch gekeken met als resul
taat dat in 1952 de Pen
sioen- en Spaarfondsenwet
tot stand kwam. De strek
king van deze wet is, heel
simpel gezegd, voor te
schrijven aan welke rand
voorwaarden een pensioen
toezegging, die door een
werkgever aan een werkne
mer (de wet spreekt over
deelnemer') is gedaan,
moet voldoen. De diepere
aedoeling is waarborgen te
cheppen dat eenmaal ge
dane pensioenbeloftes tot
in lengte van jaren kunnen
worden nagekomen. Niet
zo'n merkwaardige eis om
dat bijvoorbeeld in 1935,
het dieptepunt van de crisis
jaren, de rederij de Koninklij
ke Hollandse Lloyd, in beta
lingsmoeilijkheden kwam en
daardoor niet meer in staat
was de door haar toegezeg
de pensioenen uit te be
talen.
Alle reden derhalve om de
PSW eens aandachtig met
elkaar door te lopen, omdat
dit de grondwet voor Pen
sioenfondsen is. De wet be
gint met te definiëren wie
deelnemers zijn, n.l. ieder
een voor wie gelden in een
fonds worden bijeenge
bracht. Dat brengt ons al di
rect op een actuele discus
sie: gepensioneerden zijn op
grond hiervan geen deelne
mers en kunnen derhalve
geen aanspraak maken op
de bevoegdheden die de
PSW aan deelnemers toe
kent. Wie zijn dat dan de
deelnemers? Zij worden ook
wel eens aangeduid als 'ac
tieven', de werknemers dus
aan wie een pensioentoe
zegging is gedaan. Dit in te
genstelling tot de 'slapers',
dat zijn de ex-werknemers
die voor hun pensionering
de onderneming hebben
verlaten en aanspraak heb
ben op een pensioen op
grond van hun vroegere
deelnemerschap.
Wie in de PSW gaat zoeken
wat onder pensioen moet
worden verstaan, komt be
drogen uit, een definitie
wordt niet gegeven, de in
vulling van dit begrip heeft
men overgelaten aan de fis
cale wetgever. Wij komen er
later op terug. Op dit mo
ment is slechts van belang
vast te houden dat het be
grip pensioen in de PSW
een verzamelbegrip is en
derhalve alle verschijnings
vormen van pensioen om
vat.
De meest essentiële bepa
ling van de PSW staat in ar
tikel 2. Hierin wordt de
werkgever die een pen
sioentoezegging heeft ge
daan, opgedragen van een
van de volgende mogelijk
heden gebruik te maken:
- of toe te treden tot een
bedrijfspensioenfonds
(BPF);
- of aan de onderneming
een ondernemingspen
sioenfonds te verbinden
(OPF);
- of verzekeringen af te
sluiten bij een verzeke
ringsmaatschappij.
grootste pensioenfonds van
ons land, is zo'n voorbeeld
van een bedrijfspensioen
fonds en wel voor de ge
zondheidszorg.
En waar moeten wij ons
pensioenfonds nu plaatsen,
zult u vragen? We kunnen
niet zeggen dat het een be
drijfspensioenfonds is, al
was het alleen maar omdat
Hieronder een paar getallen over de samenstelling van
bedrijfs- en ondernemingspensioenfondsen in 1984.
1984
Aantal
Aantal deelnemers
Aantal slapers
Aantal pensioentrekkenden
De begrippen 'bedrijfspen
sioenfonds' en 'onderne
mingspensioenfonds' wor
den nogal eens door elkaar
gehaald. Een bedrijfspen
sioenfonds omvat alle
werkgevers en werknemers
in een bepaalde bedrijfstak
en wordt bestuurd door een
gelijk aantal vertegenwoor
digers van werkgevers- en
werknemersorganisaties.
De PGGM, het op een na
BPF
OPF
het niet alle ondernemingen
in de bedrijfstak banken
omvat. Een ondernemings
pensioenfonds lijkt het ook
niet omdat het tenslotte
niet gaat om één onderne
ming, maar om meer dan
900 zelfstandige banken.
De waarheid ligt er in het
midden. De wetgever van
1952 heeft geen rekening
kunnen houden met de wat
afwijkende structuur van
Vadertje staat en Vadertje werkgever zorgen voor de
oude dag.
7