VAN £PIEREN TOT SPAREN,
de kinderarbeid, kwam het
bekende kinderwetje van
1874 tot stand, waarbij op
initiatief van het kamerlid
Van Houten arbeid door kin
deren aan strikte regels
werd gebonden. Een staats
commissie adviseerde rond
1885 de regering over te
gaan tot een verplichte ver
zekering tegen invaliditeit en
ouderdom. Dit advies, dat
door de regering werd over
genomen, heeft geleid tot
een groot aantal wettelijke
maatregelen op dit gebied.
Zo werden rond 1900 de
eerste Ongevallen- en Invali
diteitswet van kracht.
Deze laatste wet legde de
basis voor een verplichte ar-
beidsverzekering tegen de
geldelijke gevolgen van inva
liditeit en ouderdom die
werd uitgevoerd door de
Rijksverzekeringsbank. Het
systeem was gebaseerd op
een rentekaart, waarop de
arbeider wekelijks zegels
moest plakken die hij van de
werkgever ontving. Men
had zegels van verschillen
de waarde, die onder meer
afhankelijk van de leeftijd
waren en voor vrouwen la
ger waren dan voor man
nen.
Door de inflatoire salarisont
wikkelingen verloren deze
uitkeringen echter hun
waarde. Vandaar dat er
werd nagedacht over een
ander systeem.
De Algemene
Ouderdomswet
Na de tweede wereldoorlog
ontwikkelde zich een hele
duidelijke lijn in de wetge
ving die tot vandaag is door
getrokken: de overheid is
verantwoordelijk voor een
basisverzorging van de Ne
derlandse burger, die hier
door ouderdom of ziekte
niet meer toe in staat is.
Hoewel deze gedachten wel
werden gedeeld, waren er
ook stevige problemen, dit
blijkt wel uit een artikel in El-
seviers Weekblad van 23 ju
ni 1951. Daarin werd het
idee van de vakbeweging
besproken om iedere Neder
landse burger een pensioen
te bezorgen. De commenta
tor schreef dat het plan op
zich zelf nuttig was, maar
om het uit te voeren diende
een land echter te beschik
ken over een behoorlijk inko
men. Aangezien dat inko
men er echter niet was, leek
het hele project meer op het
plukken van veren van een
kikker, aldus Elsevier.
Ondanks deze tegenstand
trad onder de bezielende lei
ding van de ministers Drees
en Suurhoff op 1 januari
1957 de Algemene Ouder
domswet in werking. Het is
niet onze bedoeling deze
wet hier in extenso te gaan
behandelen. We staan
slechts stil bij een aantal
hoofdpunten, die ook thans
bij het bespreken van onze
pensioenvoorzieningen van
belang zijn.
De wet geeft iedere inwoner
van Nederland recht op een
maandelijkse uitkering van
af zijn 65e verjaardag. De
hoogte van de uitkering is
gekoppeld aan het netto mi
nimumloon. Ongehuwden
ontvangen hier 70% van,
gehuwden en samenwo
nenden maximaal 100%
tesamen.
De uitkeringen worden be
taald door middel van om
slagfinanciering. Dit is een
technische term, die in
houdt dat de uitkeringen in
een bepaald jaar worden
omgeslagen over de premie
betalers in dat jaar, te weter
de werkende beroepsbe
volking.
Vandaar dat de premie AOV\
van jaar tot jaar verschilt
Aangezien er in de toekoms'
meer bejaarden zullen zijr
en minder werkers zal de
premie in de toekomst ver
moedelijk omhoog kunner
gaan of de uitkering omlaag
De wet geeft regels over de
inbouw van het AOW
bedrag in bedrijfs- en onder
nemingspensioenen om te
voorkomen dat een verho
ging van het AOW-bedrae
zou worden gebruikt om de
6