Mijn Geld en Goede Raad op een rijtje
Bladen maken, een rommelig vak?
Een lange, smalle kamer.
'Pijpenla', zou mijn moeder
zeggen. Maar ik ben alleen
op pad. Om bij Roto
Smeets een hoofdredac
teur te ontmoeten, net als
de kamer: lang en smal.
Klein baardje, mooie bril,
tekstverwerker in de aan
slag. Overal papier op sta
peltjes, boekjes, notities
aan de wand, foto's van
vroegere produkties. Hij
was - heel jong nog -
hoofdredacteur van 'VT-
wonen' en is vandaag in de
weer met twee bladen te
gelijk van de Rabobank-
organisatie. Goede Raad,
nummer 1 is al lang bij 3,3
miljoen mensen, nummer 2
is vers van de pers en num
mer 3 bestaat nog uit louter
rommelig lijkende stapel
tjes paperassen. Op een an
dere hoek van de tafel
zwerven schetsen van Mijn
Geld. Het eerste nummer
verscheen eind juni.
Het redactionele slagveld
wordt duidelijk beheerst
door de man die we moeten
hebben: J. - Joop voor zijn
vrienden en we mogen
het meteen zeggen - van
Gennip. 'Wil je thee, koffie
drink ik niet'. Wij willen
thee, en nog veel meer.
Creatief
'Kijkniet naar de rommel hè',
hij begint met een cliché.
Maar aan het eind van de
dag blijkt het zijn enige te
zijn geweest. Van Gennip
put uit louter nieuwe din
gen. Dat lijkt natuurlijk maar
zo, want dat houdt geen
mens vol. Maar de indruk
wekt hij zeker en dat is een
zien. Een bezig baasje dat
zijn informatie met gemak
vanuit alle hoeken van de
wereld haalt. De telefoon
staat niet stil en dat bevor
dert de rust van ons gesprek
niet. Hij laat de boel afslui
ten en daar zijn we hem
dankbaar voor. 'Vertel eens
hoe je het doet allemaal'.
We drukken de knop van de
bandrecorder in.
Nul-nummers
Het jasje gaat uit. Er wordt
een la opengetrokken, er
komt een magazine uit. Het
eerste nul-nummer van
'Goede Raad', dat in 1983
in een aantal proefgebieden
werd getest. 'Dat eerste
nummer heb ik niet ge
maakt. Een collega van me
is er in 1983 mee begonnen.
Zo'n nul-nummer heet zo
omdat het niet het eigenlijke
eerste nummer van de defi
nitieve uitgave is. Een test
nummer zou je het kunnen
noemen. Er zijn na die test
nogal wat wijzigingen geno
teerd en daarna heeft het
project i.v.m. interne studies
een tijdje stil gelegen. De
uitkomsten van het eerste
onderzoek heb ik verwerkt
in het tweede nul-nummer.
Dat is eind vorig jaar met de
broadsheet naar de aan
gesloten banken gestuurd
als present-exemplaar. Een
ideale manier om iets
nieuws te presenteren, le
dereen had het verse pro-
dukt in handen en dat
maakt het beoordelen een
stuk gemakkelijker. Jammer
genoeg is ons dat met het
jongerenblad Mijn Geld niet
gelukt. De tijd was te kort,
maar toch heb ik begrepen
dat ook Mijn Geld, en nog
wel zonder present-
bank is al een fikse poos be
zig met voorbereiden. Er zijn
twee z.g. nulnummers ge
maakt, waarmee uitgebreid
is getest in proefgebieden.
De bank liep al jaren rond
met het idee om een eigen
huis-aan-huisblad uit te ge
ven, maar zoiets doe je niet
van vandaag op morgen, je
moet goed weten waar je
aan begint, want het kost
best veel geld en dat moet
verantwoord worden. Ik heb
begrepen dat er lang is ge
wikt en ernstig gewogen.
Aanvankelijk spraken we al
leen over een blad voor het
particuliere publiek, veelal
de eigen cliënt van de bank,
maar later is er nog een jon
gerenblad bijgekomen en ik
heb het er nou goed druk
mee.' Dat is Joop van Gen
nip persoonlijk niet zo aan te
goeie zaak voor iemand die
elke dag opnieuw begint
met witte, onbeschreven
vellen papier. Bladen ma
ken, een vak dat louter uit
velletjes, lettertjes, foto's en
tekeningen bestaat. Als we
dit opperen bevestigt Joop
dat onmiddellijk: 'Meer kan
ik inderdaad niet bedenken.
Daar moet ik het mee doen,
als je de tekstverwerker,
mijn hersens en de theepot
wilt vergeten.'
Iemand die zijn dagen zo
vrijblijvend aanvangt, moet
wel een rijke fantasie heb
ben. Een oud gezegde houdt
de hoofdredacteur waar
schijnlijk overeind: 'Wie
schrijft, die blijft'. Van Gen
nip vindt dat een leuke ont
dekking. Hij is snel: 'Ik weet
niet of ik mag blijven. Wij
zijn net begonnen. De Rabo-
12