del van het verkleiningsach
tervoegsel. Dat is bijvoor
beeld bij zuurtje gebeurd.
En, om in de geldsfeer te
blijven, bij dubbeltje en
kwartje, maar ook bij vijfje,
tientje, honderdje en geeltje.
De woordvorming van dub
beltje is goed Nederlands,
maar dubbel zelf is van Ro
maanse origine. Via het
Oudfranse doble komt het
uit het Latijnse duplus:
'tweevoudig'.
ten zijn bijvoorbeeld schel
lingen en groten, iets minder
verdwenen zijn daalders,
oordjes en duiten en pas
zeer kort geleden de cent.
Oortje: een stuiver
in vieren
Van de laagwaardige mun
ten (duiten, oorden en cen
ten) is het oord, oordje of
Het kwartje
Kwartje is evenals dubbeltje
in de zeventiende eeuw ont
staan. Het kwartje is een
kwart, een vierde gulden.
Het woord kwart zelf is te
vergelijken met dubbel. Niet
Nederlands, maar Romaans.
Verdwenen munten
Er zijn verdwenen en er zijn
iets minder verdwenen
munten. Sommige munten
bestaan helemaal niet meer
in Nederland en het Neder
lands, terwijl andere hun ge
bruikswaarde verloren heb
ben, maar nog wel in de taal
aanwezig zijn.
De allerverdwenenste mun-
oortje het meest in de ver
getelheid geraakt. Een oor
tje is vrijwel alleen nog be
kend uit de uitdrukking 'hij
kijkt of hij zijn laatste oortje
versnoept heeft'.
Voor de herkomst van de
naam oordje moeten we uit
gaan van de stuiver. In de
middeleeuwen was een
stuiver dikwijls door een
kruis in vier hoeken, in vier
oorden, verdeeld en vaak
kon de munt ook in vieren
worden gebroken. Dan
kreeg je vier hoekige mun
ten, vier oordjes.
Duiten
Een oordje was een vierde
en een duit een achtste stui
ver. Voor de oorlog zeiden
schooljongens nog wel on
der elkaar: 'Ik heb een vier-
duiten', daarmee werd dan
een muntstuk van 2Vz cent
bedoeld. We hebben het
woord duit niet van onszelf.
Het heeft te maken met een
werkwoord dat 'afslaan' be
tekende en dat niet in onze
taal, maar wel in de Scandi
navische talen bestond. Een
duit was datgene wat af
geslagen was. Eerst zullen
dat stukken zijn geweest,
die van staven of ringen van
edel metaal waren afgesla
gen en pas later werden dui
ten echte muntstukken.
Duit is een Hollands-Fries
woord van Scandinavische
afkomst. Juist de Hollan
ders en de Friezen voerden
in de vroege middeleeuwen
nogal wat handel met de
'noordelingen'. Via die han
del moet de duit naar ons
land gekomen zijn.
De cent
Onze jongste, alweer ver
dwenen munt is de cent.
Daar zit niets eigens aan,
noch wat naam, noch wat
afkomst betreft. Met een
cent wordt het honderdste
deel van een gulden be
doeld. De naam is afgeleid
van het Latijnse centum:
'honderd'. De Franse centi
me en de Amerikaanse
cent, beide uit het eind van
de 18e eeuw, hebben zeker
invloed uitgeoefend op het
ontstaan van ons woord
cent, een woord dat in Ne
derland pas in 1816 als
muntnaam is ingevoerd.
Toen begonnen we het geld
in tienden en honderdsten
uit te rekenen (het decimale
stelsel). De stuiver verloor
en de gulden won aan be
lang. Sindsdien vormt de
gulden de grondslag van
ons geldstelsel. Een tiende
gulden bestond al, het dub
beltje, maar een honderdste
moest nog worden ge
creëerd. En dat werd de
cent.
Geld van lage waarde werd
en wordt vaak in koper
geslagen, rood koper. Van
daar dat uitdrukkingen kon
den ontstaan als 'hij heeft
geen rooie duit' of 'geen
rooie cent'. In het Zweeds
zeggen ze: 'Han har inte ett
rött ore', hij heeft geen rooie
öre. Het gaat hierbij steeds
om iemand die niet alleen
geen gouden of zilveren
munten meer heeft, maar
zelfs geen kopergeld. Hij
heeft geen cent te makke!
Deze laatste uitdrukking
danken we aan het Jid
disch. Het woord makke be
tekent in het Hebreeuws
'klap, slaag, gebrek'. In
Joodse kring en bij het loven
en bieden op de markt ont
stond de zegswijze "n cent
'n makke', die in het Neder
lands verbasterd werd tot
'geen cent de makke' of 'te
makke'.
Penningen
De ene penning is de andere
niet. Vroeger was de pen
ning een gewoon betaalmid
del. Nu hebben we penning
alleen nog als woord, onder
andere in de betekenis
'geld'. 'Verschuldigde pen
ningen' zijn met 'gerede
penningen' te betalen. En ie
mand die 'op de penning' is,
is nogal zuinig op zijn cent
jes. In landen als Engeland
en Duitsland bestaat de
penning nog: penny of
Pfennig.
Met een penning werd een
denarius bedoeld. Van de
achtste tot de dertiende
eeuw was de denarius in
West-Europa de enige
muntsoort van naam. Het is
een zeer oude munt, die al
10