Jeugdigen
m
Vergrijzing
ONTWIKKELINGEN
sterker dan bij Rabobank Ne-
derland. Daarvoor is een oor
zaak te noemen; de aard van de
werkzaamheden bij plaatselijke
banken is belangrijk anders en
leent zich meer voor werken in
deeltijd dan bij Rabobank Ne
derland.
Deze ontwikkelingen in deel
tijdarbeid bij plaatselijke ban
ken èn bij Rabobank Nederland
samen veroorzaakten een stij
ging van het percentage deeltij
ders in de totale organisatie tot
17,9% van het totale perso-
neelsbestand(1984: 15,8%).
Niet alleen in de politiek maakt
men zich zorgen over de werk
gelegenheid van jeugdigen. Al
gemeen wordt de stelling on
derschreven dat alle inspannin
gen er op gericht moeten zijn,
dat de jeugd in de gelegenheid
wordt gesteld werkervaring op
te doen, zodat er niet een gene
ratie van kanslozen ontstaat.
Naast het feit dat er tot nu toe
te weinig banen zijn voor
schoolverlaters, sluiten het ni
veau en de soort opleiding vaak
niet aan bij wat door het be
drijfsleven gevraagd wordt. De
zogenaamde 'aansluitings-pro-
blematiek' van schoolverlaters
kan worden verkleind door ge
zamenlijke inspanningen vanuit
het reguliere onderwijs en het
bedrijfsleven. Tevens is het mo
gelijk door aanbieding van deel
tijdbanen meer jongeren een
kans te geven. In dit licht be
zien heeft de Rabobankorgani-
satie, door het aanstellen van
ruim 1 000 jeugdigen in deel
tijd of met een leer-arbeids-
overeenkomst in 1985, blijk ge
geven aan de oplossing van de
werkloosheid onder de jeugdi
gen een bijdrage te willen
leveren.
Jeugdwerkplan
Als gevolg van CAO-afspraken
is in 1983 binnen de organisa
tie het eerste jeugdwerkplan
ontstaan. De Rabobankorgani-
satie wilde daarmee actief par
ticiperen in de bestrijding van
de jeugdwerkloosheid en volg
de daarmee de aanbevelingen
van de Stichting van de Arbeid
op. Dit beleid is de daaropvol
gende jaren voortgezet, niet
omdat dat voortvloeide uit
CAO-afspraken, maar vanuit de
betrokkenheid met het vraag
stuk van de jeugdwerkgele
genheid.
De mogelijkheid is gecreëerd
jongeren aan te stellen op basis
van een leer-arbeidsovereen-
komst. Deze jeugdigen treden
in dienst voor de duur van twee
jaar en wel boven de sterkte.
Gedurende die tijd volgen ze in
het kader van het leerlingwe
zen de opleiding Commerciëel
Administratief Medewerker
Bankbedrijf. Vanaf 1983 zijn er
op deze wijze door plaatselijke
banken 468 jeugdigen aan
gesteld. Van de jeugdigen die
de opleiding voltooiden kreeg
maar liefst 86% bij de bank
een aanstelling voor onbepaal
de tijd.
Voor groepen jongeren waarbij
door de aard van de gevolgde
opleiding problemen bij de aan
sluiting met het CAMB-
onderwijs werden verwacht is
eveneens actie ondernomen.
Bij de streekschool te Rotter
dam ging daarvoor als experi
ment een bankklas met MAVO-
leerlingen van start met als
doel deze leerlingen voor te be
reiden op de Opleiding Com
merciëel Administratief Mede
werker Bankbedrijf.
Al deze activiteiten hebben er
toe geleid dat er de afgelopen
drie jaar een groot aantal jeug
digen binnen onze organisatie
werkervaring heeft kunnen op
doen.
Het streven blijft erop gericht in
het kader van de herverdeling
van arbeid en de bestrijding
van jeugdwerkloosheid zo veel
mogelijk van de nieuwe mede
werkers beneden de 23 jaar
een deeltijdbaan aan te bieden
van maximaal 32 uur per week.
In 1985 valt als gevolg van dit
beleid dan ook een toename
van 765 jeugdigen beneden de
23 jaar met deeltijdbaan te
constateren. Dit gevoegd bij
het aantal van 273 leerarbeids-
In diensttredingen
Jeugdigen in deeltijd of
leer-arbeidsovereenkomst
Deeltijd arbeidsovereenkomst
overeenkomsten betekende dat
in deze twee categorieën in
1985 ruim 1 000 jeugdigen
werden aangesteld. Daarnaast
werden in hetzelfde jaar nog
1 590 jeugdigen op voltijd
basis in dienst genomen. Daar
mee heeft de Rabobankorgani
satie een groot aandeel gehad
in de plaatsing van jongeren en
een belangrijke bijdrage gele
verd aan de bestrijding van de
jeugdwerkloosheid.
Het ouder worden van werkne
mers in een organisatie, het
stijgen van de gemiddelde leef
tijd, wordt wel vergrijzing ge
noemd. Aan dit verschijnsel
wordt in Nederland de laatste
jaren steeds meer aandacht
besteed. De discussie wordt
dan gevoerd onder de titel 'Ne
derland vergrijst'.
Binnen de industriële sectoren
speelt het vraagstuk van de
vergrijzing al veel langer.
Van een zekere vergrijzing bin
nen de Rabobankorganisatie
was in het verleden geen spra
ke. Reden hiervan was ener
zijds de gestage groei van het
aantal personeelsleden en an
derzijds de relatieve hoge in- en
uitstroom van medewerkers.
Een nadere analyse van de cij
fers bevestigt dit beeld. Daar
naast wijzen deze cijfers echter
ook op een mogelijke vergrij
zing in de toekomst. Een ander
aspect is niet de vergrijzing in
de zin van verhoging van de ge
middelde leeftijd maar de 'ver
grijzing' in de functie. Aan
dachtspunten bij vergrijzing zijn
verloopcijfers, gemiddelde leef
tijd, doorstroming en/of func
tieverandering.
Verloopcijfers
De Rabobankorganisatie heeft
zich in het verleden altijd ge
kenmerkt door hoge verloopcij
fers. Dit betekent, dat een
groot aantal medewerkers de
organisatie verlaat omdat ze
een andere baan aannemen,
stoppen met werken (veelal bij
vrouwen) of gepensioneerd
worden. Door deze uitstroom
was het mogelijk jonge mensen
als medewerker aan te trekken,
een soort voortdurend verjon
gingsproces.
In de tachtiger jaren is ten op
zichte van de zeventiger jaren
- waarin het verloop ruim bo
ven de 10% lag - dit verloop
sterk gedaald.
Verloopcijfers
1980 1981 1982
12,4 9,3 6,7
1983 1984 1985
7,6 9,0 9,7
In 1982 was er zelfs sprake van
bijna een halvering van het ver
loop. Daarna hebben de cijfers
zich in opwaartse zin ontwik
keld. De 9,7% van 1985 gaat al
weer in de richting van de cij
fers van de zeventiger jaren.
Een hoog verloop heeft ook zijn
keerzijde. Medewerkers met er
varing verlaten de organisatie.
Deze ervaring moet door ande
ren weer opgebouwd worden.