Rabo is anders
Is Rabo anders?
We worden bij Raboband tegenwoordig niet al te zeer ver
wend met bijdragen van de hand van Jan Haverkamp. Als
hij zijn licht laat schijnen over zaken die de Rabobankorga-
nisatie bezighouden, is dat meestal in de kolommen van
het maandblad Rabobank. Het onderwerp dat hij hier be
handelt moet dus wel van zeer grote betekenis zijn.
En dat is ook zo!
Formeel heeft de discussie over het coöperatief bankieren
de 'gewone' medewerkers nog niet bereikt, of het moest
zijn in het verslag van de laatste CAAR-vergadering, dat in
het vorige nummer van Raboband stond. In de Rabobank-
organisatie echter is die discussie al enige tijd aan de
gang. Wat de kernpunten ervan zijn schetst Jan Haver
kamp op voortreffelijke wijze en hij maakt duidelijk dat in
het ontwikkelen van dat coöperatief bankieren een zeer
belangrijke rol is weggelegd voor degenen, die een zeer di
recte en gezichtsbepalende rol hebben voor de Rabobank.
We bedoelen de duizenden medewerkers, die het dagelijk
se, het eerste contact hebben met de vele honderdduizen
den cliënten in het werk van alledag.
Het wordt uit verslagen van de CAAR en bijvoorbeeld van
de Ondernemingsraad van Rabobank Nederland duidelijk
dat er ook bij de medewerkers wordt gesproken en nage
dacht over de manier waarop aan het coöperatief bankie
ren gestalte moet worden gegeven.
Maar laten we eerlijk zijn, niet iedereen ziet er het nut van
in. In de organisatie bestaat bij sommigen ten onrechte de
mening dat voor de medewerkers slechts een zwijgende,
een figurantenrol is weggelegd. Bij de medewerkers zelf
zijn er waarschijnlijk ook velen, die zeggen dat ze geen be
langstelling hebben voor die discussie: Ik werk hier alleen
maar, word ervoor betaald en doe in ruil daarvoor mijn best
er wat van te maken
Anderen stellen dat de voordelen, die leden verkrijgen uit
het coöperatief bankieren, in enigerlei vorm ook bestemd
moeten zijn voor de medewerkers. Weer een derde mening
- en niet de minst belangrijke ons inziens - is dat dit coö
peratief bankieren alleen maar kan slagen als het tevens
een verbreding en verdieping inhoudt van de medezeggen
schap van de medewerkers. Al die meningen worden wel
iswaar niet onder stoelen of banken gestoken, maar blij
ven toch maar in beperkte kring.
Ons lijkt het goed als de bijdrage van Jan Haverkamp de
aanzet zou worden van een levendige en langdurige dis
cussie in ons blad over het coöperatief bankieren en wat
de lezers daaronder willen verstaan. Niet alleen in de puur
theoretische betekenis, maar ook gezien vanuit de dage
lijkse praktijk. We kunnen dan ervaren of Rabo echt anders
is, zoals Haverkamp suggereert. We kunnen daarmee bo
vendien de discussie in de Rabobankorganisatie danig ver
breden en eens beproeven hoe het staat met het coöpera
tief luisteren naar elkaar. KdM
Rabo is Rabo is Rabo. Dat
weten wij Rabo-mensen
wel: toch anders dan een
andere bank. Maar het is
geen luxe om je het onder
scheidende van je eigen
werkgeefster wat meer be
wust te worden. De diverse
bankinstellingen in ons land
hebben immers allengs
werkterreinen gekregen, die
elkaar grotendeels overlap
pen. Daar zit het gevaar in
dat de eigenlijke karakter
kenmerken wat gaan ver
bleken.
Geen wonder dan ook dat in
onze Rabobankorganisatie
zo'n twee jaar geleden de
discussie 'coöperatief ban
kieren' op gang is gekomen.
Onze banken hebben van
hun ontstaan af iets aparts.
Dat willen we vasthouden
en dat willen wij ook in onze
tijd laten spreken. Dat apar
te komt van ons coöperatief
georganiseerd zijn en van
onze coöperatieve doelstel
ling.
Eigenlijk zou ik hier diep in
de geschiedenis moeten
duiken. De trekken die onze
banken ook steeds verto
nen, zijn al tachtig en meer
jaren oud. Ik gebruik het
meervoud: trekken, want de
coöperatieve identiteit is na
tuurlijk niet in één woord te
vatten. Dat is ook wel bij
onze soms diepgravende
discussie gebleken. Coöpe
ratief bankieren is nu een
maal een zeer complex en
veelzijdig onderwerp. Drie
wezenskenmerken, bepa
lend voor de identiteit van
de plechtig gezegd
'autonome coöperatieve Ra
bobank', springen er echter
uit:
1. de dienstverleningsdoel
stelling;
2.de zeggenschap van de
leden;
3. het plaatselijk werk ge
bied.
Die drie zijn, daarover zijn
we het in de organisatie na
een zeer breed overleg eens,
de vertrekpunten voor wat
ons coöperatief bankieren in
deze tijd en in de toekomst
moet inhouden. Vertrekpun
ten, want het komt nu op de
invulling aan. Daaraan zul
len in de allereerste plaats
de plaatselijke banken zelf,
ieder op eigen wijze, gestal
te moeten gaan geven. En
dat is geen zaak van be
stuurders alleen, of van di
recties alleen, maar het is
een taak, die alleen kan
worden klaargespeeld als
alle medewerkers zich er
van bewust zijn waar het
om gaat: het karakter van de
Rabobank in de praktijk te
laten spreken. De meesten,
zo niet allen, doen dat al in
tuïtief. Je leeft en werkt
tenslotte in 'de Rabo-cul-
tuur'. Maar het geeft wel ex
tra perspectief aan je werk
te weten, dat je zelf essen-
tiëel bent om dat coöpera
tief bankieren naar voren te
brengen.
Vanuit die vertrekpunten is
de lijn inmiddels wat con
creter en projektmatiger uit
gestippeld. Als dit nummer
verschijnt, heeft de Centrale
Kringvergadering er al over
gesproken. Toch waag ik
het er op hier enige van de
terreinen te noemen, waar
op 'aktie' te verwachten is.
Het coöperatief bankieren is
voor ons geen loze kreet,
maar brengt in de praktijk
heel wat met zich mee. In
zekere zin ben je er nooit
mee klaar, want het stelt
3