tijen die zich, soms via ge
heel nieuwe distributiekana
len, voornamelijk richten op
de krenten uit onze pap;
veranderende behoeften en
een meer kritische houding
bij onze cliënten. Traditione
le grenzen verdwijnen door
deregulering van overheids
wege waardoor concurren-
tie-verhoudingen soms ab
rupt en soms ook ingrijpend
veranderen. Een beperkte
volumegroei met krimpende
marges is het gevolg.
Langs twee sporen zullen
wij deze ontwikkelingen te
gemoet moeten treden. Aan
de opbrengstzijde zullen we
het moeten zoeken in de
kansen die er liggen voor
min of meer nieuwe produk-
ten, het vergroten van ons
marktaandeel op markten
waar dat aandeel relatief
nog gering is en het invoe
ren van tarifering voor
diensten die tot nu toe gra
tis werden verleend. De re
sultaten hiervan zullen
evenwel slechts geleidelijk
aan zichbaar worden. Daar
om is het absoluut noodza
kelijk dat wij onmiddellijk en
met grote nadruk aandacht
besteden aan het tweede
spoor, de kostenkant.
Enerzijds is dat een kwestie
van aanpassing van onze
produktieprocessen. Hierin
speelt ook de automatise
ring een cruciale rol. Ander
zijds is dat een zaak van ie
ders handelen van elke dag.
Ik wil u allen oproepen daar
ook de komende periode
heel bewust mee bezig te
blijven. Kostenbewustzijn is
tenslotte geen exclusieve
zaak voor de Hoofddirectie.
Voor beide sporen - de
opbrengsten- en de kosten
kant - geldt dat ze van in
vloed zijn (en blijven) op de
aard en de samenstelling
van ons personeelsbestand.
Dat bestand is en was geen
statische zaak.
Een verdergaande oplei
dingsbereidheid en flexibili
teit zijn in dit verband
hoogst noodzakelijke eigen
schappen voor het perso
neel van de toekomst. De
opleidingsinspanningen zul
len in 1986 verder worden
uitgebreid. Alleen al voor de
lokale banken zal, met het
ICOP-opleidingsproject, een
extra investering in mede
werkers - over vier jaar -
van ongeveer f 50 miljoen
zijn gemoeid.
CAO-perikelen
Het jaar 1985 was in sociaal
opzicht opmerkelijk doordat
het niet mogelijk bleek een
CAO af te sluiten. Een be
treurenswaardig maar he
laas onontkoombaar uni
cum voor de arbeidsverhou
dingen in onze bedrijfstak.
De banken zijn met hun
eindbod zover gegaan als
wij menen dat nog net kon.
Dat de werknemersorgani
saties hier anders over den
ken moet leiden tot de con
clusie, dat zij de positie van
onze bedrijfstak veel te opti
mistisch beoordelen.
Waar de banken, ook wij,
flexibiliteit van de arbeidsor
ganisatie en matiging van
de kosten absoluut noodza
kelijk vinden, eisen de vak
verenigingen uitbreiding van
de arbeidsduurverkorting. Er
bestaat kennelijk geen oog
voor de organisatorische
problemen die onoverkome
lijk dreigen te worden. De
bedrijfstijd is thans mini
maal 40 uur per week, bij
onze aangesloten banken
zelfs enkele uren meer door
de avondopenstelling. Daar
tegenover staan de mede
werkers met een over de 52
weken van het jaar gemid
delde feitelijke arbeidstijd
van krap 30 uur per week,
als gevolg van deeltijd, va
kantie, opleiding van mede
werkers in werktijd, bijzon
der verlof, roostervrije da
gen en ziekteverzuim.
Met dit gegeven moeten wij
trachten onze commerciële
concepties uit te voeren, zo
als het optimaal geïnte
greerd relatiebeheer en onze
persoonlijke wijze van ban
kieren. Ook moeten wij on
ze automatiseringsprojec
ten binnen de tijdslimieten
uitvoeren, in een voor auto
matiseringsdeskundigen
overspannen arbeidsmarkt.
Als ik in deze context de ei
sen van één van de
dienstenbonden voor de
CAO 1986 beoordeel, dan
rijst bijna onvermijdelijk de
vraag of zij wel tot een CAO
willen komen. Als inzet voor
deze bond geldt - en ik be
perk mij dan tot de hoofdza
ken - de 36-urige werk
week (dus een verdubbeling
van het huidige aantal
roostervrije dagen) en daar
bovenop nog 3% loonstij
ging. Organisatorisch én
qua kostenconsequenties
niet in te willigen eisen.
Naar ik hoop zal uiteindelijk
het gezond verstand het re
sultaat van de onderhande
lingen bepalen en komt er
voor 1986 toch een voor al
le partijen verantwoorde
CAO.
Coöperatief bankieren
Constructief overleg was er
al ons garantiefonds is in
middels een succes geble
ken. Een halfjaar na de start
zijn reeds bijna 400 posten
behandeld, waarvan zo'n
60% goedgekeurd.
Het vervolg van de discus
sie inzake coöperatief ban
kieren richt zich thans op
een aantal activiteiten. In
1986 zal met kracht worden
gewerkt aan zowel interne
voorlichtings- en opleidings
activiteiten, als aan exter-
in het kader van de discus
sie over het coöperatief
bankieren. Eind vorig jaar
besloot de Centrale Kring
vergadering akkoord te
gaan met steunverlening
aan de zogenaamde S- ban
ken, met de introductie van
het Garantiefonds en met
een uitbreiding van bijdra
gen aan projecten die groe
pen van leden en cliënten
ten goede komen. Voorts
werd vastgesteld dat voort
gaande vermogensvorming
van groot belang blijft. Voor-
ne publiciteit over onze coö
peratieve identiteit. Wat die
identiteit in de praktijk voor
ons dagelijks handelen be
tekent, laat zich vaak moei
lijk onder woorden brengen.
En toch is juist dat in een
markt met brancheverva
ging en toenemende con
currentie van groot belang.
Daarom zal op dit terrein de
komende tijd een extra in
spanning moeten worden
5