Effectenkennis in Hillegom uitstekend Wat nodig is Ruimte betekende dus dat een vere niging zonder leden, zonder body, op zou gaan in dat eenwordingsproces. En daar zou niemand iets mee winnen.' Eens temeer bleek dus in de praktijk dat een vak bondsmodel, met al die spe cifieke eigenschappen, het moeilijk doet binnen een or ganisatie als de Rabobank. Het gros haakt af. Waarom? Omdat men zich niet thuis voelt? Zich niet herkent? Geen behoefte heeft aan een dergelijke all-in belan genbehartiging? Wie het weet, mag het zeggen. Maar wat heeft de VPR dan wat een vakbond niet heeft? Partij Gemeentebelangen 'Je kunt de VPR in relatie tot de vakbeweging vergelijken met een Partij Gemeentebe langen in relatie tot de lan delijke politiek,' aldus Stronks, 'daartussen liggen duidelijke grenzen. Die plaatselijke partij is een spe cialist, los van al dat grote Haagse gewoel; herkenbaar, controleerbaar, dicht bij de mensen. Dat daar een paral lel ligt met de VPR, is ons in alle strubbelingen steeds beter voor ogen komen te staan. De VPR is ontstaan uit een interne behoefte bin nen het bedrijf. Je daar van verwijderen, betekent je vervreemden van je achter ban. Als zo'n soort 'Partij Gemeentebelangen' heeft de functie van de VPR altijd recht overeind gestaan. Alle formele overlegkanalen ten spijt, zijn er onverminderd taken blijven liggen voor VPR.' Arnold Stuivenberg: 'Er kunnen op papier wel ka nalen liggen, maar ze moe ten in de praktijk werken. Daar lag ooit, en ligt nu weer ons perspectief.' Op 1 januari 1984 koppelde de VPR zich aldus los van de Dienstenbond CNV. De ver eniging ging weer haar ei gen weg. Categorale bond? Hoe ligt dan momenteel die relatie met de vakbeweging. Een categorale bond is toch niet geliefd in die kringen? 'Wij noch de vakbeweging willen de VPR zien als een categorale bond,' werpt Ar nold Stuivenberg tegen, 'op het moment dat mijn lid maatschap van de VPR niet verenigbaar is met mijn vak bondslidmaatschap, kap ik ermee. We liggen in eikaars verlengde, vullen elkaar aan. Er mag geen sprake zijn van conflicterende posities.' Jan Stronks vult aan; 'natuurlijk beantwoordt de VPR op pa pier een heel eind aan het beeld van een categorale bond. Momenteel hebben we rond de 2100 leden, meer dan de vakbonden ge zamenlijk binnen de Rabo- bankorganisatie, daarom be schikken wij, zuiver intern gezien, toch over een wat betere ingang naar het per soneel toe. Daar ligt ook ons sterke punt. Maar dan niet met het oog op concurren tie aan het geïnstitutionali seerde vakbondswerk, maar meer met het oog op het vervolmaken daarvan.' Arnold Stuivenberg en Jan Stronks schijnen hier uren over door te kunnen filoso feren. Stuivenberg moet he laas afhaken. Zijn plicht als bijkantoorhouder van de Ra bobank Amerongen roept hem. Maar Stronks zit er als secretaris ten slotte voor. En met verve! Dat blijkt uit elk woord dat zijn lippen pas seert als hij bestaansrecht en - mogelijkheden van de VPR voor de toekomst dui delijker probeert te krijgen; 'sinds we geen formele po sitie in de bepaling van het sociale beleid meer kunnen innemen, is het accent van ons werk sterk komen te lig gen op de individuele belan genbehartiging, té sterk naar we nu denken. Een lo pende portefeuille met zo'n vijftig a zestig gevallen neemt het leeuwendeel van mijn tijd in beslag. Hoe no dig en nuttig dat ook is, het beperkt geweldig. We heb ben daarbij nooit onder scheid gemaakt tussen le den en niet-leden - elk per soneelslid met een pro bleem mag aankloppen - maar het is wel de omge keerde wereld. Dat is verze keren tijdens brand. We kunnen als vereniging niet naar behoren functioneren als mensen alleen lid wor den als de problemen er zijn. Op den duur zit daar geen muziek in. Gevolg is dat je aan andere, eveneens wezenlijke taken - die zeer wervend kunnen zijn - niet meer toekomt. Wil je ook in die duidelijke be hoefte aan directe hulp blij ven voorzien, dan is groei van het ledental een eerste vereiste. Financiële ruimte betekent extra mankracht, betekent het goed kunnen oppakken van informatie voorziening naar het hele personeel toe, naar onder nemingsraadsleden toe, naar CAAR-leden toe. Dan kun je laten merken, anders dan naar het individuele per soneelslid met problemen toe, dat je aan de weg tim mert, dat een sterke VPR een 'must' is binnen de Ra- bobankorganisatie. In '86 en '87 moeten we de posi tie van de VPR voor veel mensen duidelijker zien te krijgen.' En inderdaad, in het jubi leum-nummer van 'Rabora- ma' duidde Hoofddirecteur Burghouts ook op 'mogelijk heden voor een interessante positie'. Uitgaande van zo'n vingerwijzing - rond het ju bileum waren er meer van dergelijke bedekte uitspra ken in het positieve - lijkt ab solute duidelijkheid inzake de intenties van de VPR nu een eerste vereiste. Alle par tijen binnen de Rabobankor- ganisatie zal helder voor ogen moeten staan wat voor vlees er in de VPR-kuip zit. Uit de woorden van Stuivenberg en Stronks kan in ieder geval opgemaakt worden dat het om typisch 'Rabo-vlees' handelt. Daar om lijkt de VPR een goede kans te maken om de aan wezige ruimte, waarvan Burghouts ook sprak, op te kunnen vullen. Jan Stronks heeft wat dat betreft zeker hoop voor de toekomst: 'Er wordt weieens gesproken van een speciale cultuur binnen onze organisatie. Ik denk dat - hoe moeilijk die cultuur zich ook laat definië ren - de VPR daar onderdeel van is en dat dit de komen de jaren gaat blijken. Ie mand die zegt dat wij niets te betekenen hebben, ver gist zich.' Na tien jaar zoe ken, krijgt men de indruk dat er nu inderdaad moge lijkheden liggen voor de VPR. We zijn benieuwd. drs. A. J. Kuiper De Rabobank Hillegom startte in mei 1985 een cur sus Effecten Particulieren. Reden voor het organiseren van deze interne opleiding was de noodzaak tot relatie verdieping met de cliënten. Met de in de cursus op gestoken kennis kan men een betere voorlichting aan de cliënten geven over alles wat met effecten te maken heeft en zo de relatie verder uitbouwen. Negen medewerkers namen Doorlezen op pagina 12

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1986 | | pagina 11