Betrokkenen trekken lering uit onderzoek leer-
arbeidsovereenkomsten
Het vorige nummer van Rabo-
band bevatte een eerste arti
kel over het onderzoek dat
naar aanleiding van de leer-
arbeidsovereenkomsten (een
uitvloeisel van de CAO-af-
spraak voor 1983 en 1984)
begin dit jaar is gehouden.
Daarin beloofden we in een
tweede, afsluitend artikel wat
dieper in te gaan op de be
langrijkste of opvallendste
uitkomsten van dat onder
zoek. We betrekken daarbij in
dit artikel tevens enkele con
clusies en aanbevelingen uit
het onderzoeksrapport. Wie
de details wil weten verwijzen
we gaarne naar het rapport
zelf; het is verkrijgbaar bij het
Directoraat Arbeidszaken van
Rabobank Nederland.
Drie groepen, die ieder op hun
eigen manier bij de leer-ar-
beidsovereenkomsten be
trokken waren, verleenden
hun medewerking aan het on
derzoek. In de eerste plaats
waren dat natuurlijk de jeug
digen zelf die werken en leren
dankzij dit CAO-uitvloeisel
konden combineren. Zij
beoordeelden vooral de prak
tijk- en theorieopleiding via
een speciale vragenlijst. Acht
enzestig procent van hen
stuurde die ingevuld terug
waardoor een goed beeld ont
stond van hun mening over de
inhoud en het nut van de op
leiding en omtrent de voor
waarden uit de leer-arbeids-
overeenkomsten.
Hun begeleiders bij de plaat
selijke Rabobanken kregen
met name vragen over de in
houd en de vorm van de prak
tijkopleiding en zij mochten
tevens aangeven of dit oplei
dingsprogramma goed ge
noeg was om er mee door te
gaan. Van de 92 praktijkbege
leiders zond 74% het formu
lier ingevuld retour.
De derde groep direct betrok
kenen bestond uit het mana
gement van de plaatselijke
banken dat in 1983 het voor
touw nam door jeugdigen op
leer-arbeidsovereenkomsten
aan te nemen. De vragen die
deze directeuren voorgelegd
kregen hadden vooral betrek
king op de mogelijkheid om
jeugdigen met een bepaald
opleidingsniveau via dergelij
ke (deeltijd)contracten aan te
stellen. Ook hun eventuele
voorkeur voor bepaalde oplei
dingsprogramma's konden ze
kenbaar maken. Ruim drie
kwart nam de moeite deze
vragenlijsten naar de onder
zoekers terug te zenden.
Het onderzoeksrapport be
perkte zich niet tot het simpel
weg inventariseren van de uit
komsten maar zette deze ook
af tegen de doelstellingen die
onze organisatie en de andere
betrokkenen voor ogen ston
den, toen we met z'n allen aan
de leer-arbeidsovereenkom-
sten begonnen. Eén van de
hoofddoelstellingen daarvan
was iets te doen aan de jeugd
werkloosheid. Tegen die acht
ergrond stemt het resultaat
(147 jeugdigen boven de
sterkte bij plaatselijke Rabo
banken aangesteld; 86
daarvan kreeg daarna een
functie bij die bank aangebo
den) in bankierstermen 'tot te
vredenheid'. Bovendien vallen
de overige 14% niet zonder
meer uit de boot maar zal er
voor hen nog gezocht worden
naar een functie via de regio
nale vacaturebanken van de
Interne Arbeidsmarkt. De in
vulling van de tweede hoofd
doelstelling van de leer-
arbeidsovereenkomsten-af-
spraak uit de CAO 1983/84
- de positie van jeugdigen op
de arbeidsmarkt verbeteren -
krijgt in het onderzoeksrap
port gezien deze resultaten
daarom ook een voldoende.
Toch pakte een aantal zaken
bij de werving, selectie en
aanstelling van deze jeugdi
gen anders uit dan bedoeld
was. De groep kleine banken,
bijvoorbeeld, was enigszins
ondervertegenwoordigd.
Aangezien de leer-arbeids
overeenkomsten via een om
slagstelsel over de loonsom
betaald werden leidde dat er
toe dat de kleinere banken in
zekere mate de aanstelling en
opleiding van jeugdigen bij
Deeltijdpercentage deelnemende banken
Figuur 1
24
21
18
15
12
3
0
10 10-25 25-50
Aantal medewerkers
grotere banken subsidieer
den. Zoals figuur 1 laat zien
kwamen deze jeugdigen voor
al bij banken terecht, die al
meer ervaring hadden met
deeltijd dan de gemiddelde
aangesloten bank.
Verder was het opvallend, dat
het ondanks de hoge jeugd
werkloosheid moeilijk was ge
gadigden met de juiste kwali
ficaties te vinden. De gezoch
te jeugdigen (MAVO/HAVO-
verlaters met handel, econo
mie of recht in het pakket) ble
ken namelijk meestal verder
te studeren en waren voor zo
ver ze dat niet deden bepaald
niet kansloos op de arbeids
markt. In het westen waren ze
zelfs haast niet te vinden! Een
bijkomende handicap was
daarbij de late werving voor
de eerste groep, in september
1983. Wat de jaarlijkse golf
schoolverlaters op de ar
beidsmarkt betreft visten we
dus met de eerste lichting
achter het net.
Van de uiteindelijke kandida
ten was maar zo'n 20% langer
50-100
100 Gem.
alle banken
dan één jaar werkloos en be
hoorde slechts ongeveer
tweevijfde tot de 'kansarmen'
(een vakterm voor schoolver
laters met MAVO of een lage
re opleiding) waarvoor juist
dergelijke overeenkomsten
bedoeld waren. Uit het onder
zoek kwam ook naar voren,
dat de feitelijke vooropleiding
van de jeugdigen en het door
de directeuren gewenste
vooropleidingsniveau voor de
lagere functies bij plaatselijke
banken nogal sterk uiteen liep
(figuur 2 brengt dat verschil
duidelijk in beeld).
Liever langer
Er bleek een grote eensge
zindheid te bestaan tussen de
directeuren van de plaatselij
ke banken uit het project en
hun leer-arbeidsovereen-
komstmedewerkers voor wat
de arbeidstijd per week aan
gaat. De arbeidstijd lag in de
overeenkomst vast op 20 uur
per week. Deze grens was me
de ingegeven door de werk
en studiebelasting die anders
waarschijnlijk voor de betref
fende schoolverlaters te hoog
Vooropleiding van de jeugdigen
Diversen
2
HBO 2
VWO
Figuur 2
Diversen
'3 HAVO
32
MAVO
35
HAVO
Onderzochte groep jeugdigen Voorkeur directie